Homilie 29° zondag A 2023

 

Homilie     29° zondag A

Zusters en broeders,

Zoals elke zondag wordt ons ook vandaag een stukje evangelie – een Woord van God – gegeven als voedsel voor de komende week. Dit Woord van God uit het boek van de Bijbel gaat maar spreken, als we ook een ander boek opendoen – namelijk het boek van ons eigen leven, onze eigen levenservaring. We worden uitgenodigd om steeds die twee boeken naast elkaar te leggen en samen te lezen.

Wat zegt ons het zopas gelezen evangelie in het licht van wat wijzelf dag in, dag uit meemaken?

Eerst gaat het over Jezus zelf, wat er met Hem gebeurt, wat mensen Hem willen aandoen. De Farizeeën en aanhangers van Herodes zoeken om Jezus te vangen in zijn eigen woorden. En hoe is hun strategie? Ze beginnen Hem te vleien: wij weten dat Gij oprecht zijt. Hoe vaak gebeurt dat nu ook niet onder mensen? Woorden spreken om enkel de sympathie op te wekken, om anderen naar onze hand te zetten, om te beïnvloeden. Woorden die bedoeld zijn om de anderen goed te stemmen, voor ons te winnen. Maar staan we achter die woorden? Weten we waarom we ze zeggen? Ik heb soms het gevoel dat er veel nutteloze woorden gesproken worden, woorden die in feite dienen om zand in de ogen te strooien.

Laat ons even kijken naar wat Jezus’ gesprekspartners zeggen om Hem te vleien: Gij stoort U aan niemand, want Gij ziet de mensen niet naar de ogen. Wat zij zeggen is geen leugen; neen, het is de waarheid over de persoon van Jezus. Inderdaad, Jezus is een vrij mens; Hij laat zich niet leiden door succes of erkenning, ook niet door mislukkingen, minachting of onbegrip. Sympathie of minachtig bepalen zijn leven niet. Laat het me zo zeggen: Jezus laat zich niet leiden door wat anderen over Hem zeggen en denken. Wel in zijn antwoord laat Jezus dat ook merken. Hij ziet zijn gesprekspartners niet naar de ogen. Hij ziet hen zoals ze werkelijk zijn en durft het ook onomwonden zeggen: Waarom probeert gij Mij te vangen, gij huichelaars? Toch wel heel gedurfd, maar Hij is oprecht. Jezus doorziet hen en durft het ook zeggen. Hij is een vrij mens!

 

En dan nog de inhoud van het gesprek: Is het geoorloofd belastingen te betalen aan de keizer of niet? Het woord belasting – het is ook nu nog zo’n beladen woord. Ik heb nog niemand ontmoet die graag belastingen betaald. Er zit iets in de mens om eraan te ontkomen. Maar we weten evenzeer: zonder belastingen kan een staat niet verder. Met dit thema nu proberen ze Jezus te vangen. Maar Jezus laat zich niet vangen, integendeel! Zijn antwoord is heel helder: Laat Mij een belastingsmunt zien. Van wie is deze beeldenaar en dit opschrift? Van de keizer! Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt. In feite een heel eenvoudig antwoord: de belastingsmunt is van de keizer. Wel geeft ze hem terug. Geeft aan de keizer wat hem toekomt. Doe als burger wat ge moet doen.

Toch vermoed ik dat het zwaartepunt van Jezus’ antwoord ligt in wat Hij er nog aan toevoegt: Geef aan God wat God toekomt.

En onze vraag is dan: wat komt aan God toe? Vraagt God van ons ook een soort belasting? Geld of goed? Ik denk dat God niet iets van ons wil; neen, Hij wil ons, onszelf. Hij wil dat wij Hem als mensen toebehoren. Want wat is de beeldenaar van God in onze wereld? Waar staat zijn beeltenis op gedrukt? Op een muntstuk? Neen, God wordt niet afgebeeld. Het beeld van God is de mens. Het staat al in het eerste boek van de Bijbel: God schiep de mens naar zijn beeld! Wij worden


uitgenodigd om aan God onszelf terug te geven: onszelf als echte mensen, als mensen die voluit leven. Het komt er voor God niet op aan van alles te hebben. God kijkt naar het hart van de mens. En daarnaar verlangt Hij: een hart dat naar Hem uitgaat, een hart dat bemint!

 

Zusters en broeders, daarom laat ons God geven, wat God toekomt. AMEN.