Homilie Aswoensdag 2016
Homilie Aswoensdag 2016
Uw Vader die in het verborgene ziet.
Misericordes sicut Pater.
Barmhartig zoals de Vader.
Zusters en broeders,
In de evangelielezing die we op Aswoensdag krijgen aangereikt, vernoemt Jezus tot zesmaal toe de Vader en wel naar ons toe – uw Vader. De veertigdagentijd die we nu ingaan, heeft met de Vader van doen, onze Vader. Een Vader van wie de eerste lezing zegt dat Hij genadig is en barmhartig, lankmoedig en vol liefde en dat Hij spijt heeft over het onheil. Wij hebben een God, die Vader is, een barmhartige Vader, en dit is bepalend voor wie wij zijn. Een Vader die op een heel eigen wijze op ons betrokken is: een Vader die in het verborgene is en in het verborgene ziet. Geen opdringerige aanwezigheid die ons verplettert, maar verborgen als het geluid van de stilte. Een Vader die ons ziet. Sint Benedictus zegt in het vierde hoofdstuk van zijn Regel: overtuigd zijn dat God ons over al ziet. Hij ziet ons, maar niet zomaar. Hij ziet in het verborgene. We hoorden het onlangs nog in de verhalen over David: God ziet niet zoals een mens ziet; een mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer naar het hart. Broeders en zusters, dit is zo belangrijk om dit te horen bij het begin van de veertigdagentijd. De Heer ziet ons. Hij ziet ons aan. Hij kijkt naar ons. Hij kijkt naar ons hart, naar onze binnenkant. De Heer kijkt naar onze gezindheid. Daarom is het te doen.
God ziet ons aan. Maar wel als een barmhartige Vader! Niet als een spiedend oog dat ons wil betrappen. Heer, als Gij zonden gaat tellen, houdt geen mens het uit (Ps 130). Jezus zegt ons hoe zijn Vader kijkt. Ik neem één gekend voorbeeld - de parabel van de verloren zoon: De jongste zoon ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem al in de verte aankomen, en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. Of naar een woord van Paus Franciscus: God ziet de mens. Hij ziet alles. En als hij ziet wat mensen soms zichzelf en elkaar aandoen, dan komen er tranen in zijn ogen. God weent. Zegt de Heer niet in de profeet Hosea: ‘Mijn hart slaat om, heel mijn binnenste wordt week, want Ik ben God, Ik ben geen mens. Ik ben de Heilige in uw midden’. Paus Franciscus voegt er nog aan toe: God kan niet niet beminnen. En hoorden wij, broeders, in onze retraite niet: God kan ons niet liefhebben, als Hij ons niet voor lief neemt.
God ziet ons aan. Broeders en zusters – het is zo anders als hoe mensenogen kijken. En vaak zijn we juist daarmee bezig hoe mensenogen naar ons kijken. Dat kan ons zo bepalen: hoe kom ik over? wat denken ze van mij? En we gaan ons richten naar die al dan niet vermeende wensen en verlangens van mensen rondom ons. Wij gaan het leven spelen. Wel, ik denk dat de veertigdagentijd een kans is om dit te mogen zien: we hoeven het leven niet te spelen, want mensenogen zonder diepgang zijn van geen tel. Wat telt, is Gods blik! Jezus verhaalt ons in het evangelie tot driemaal toe hoe groot het verschil is tussen wat mensenogen zien en waar God, zijn en onze Vader, naar kijkt. Ik denk dat we naar de drie genoemde praktijken mogen kijken als oefenterreinen om de barmhartige blik van de Vader in ons leven toe te laten en de dwingende blik van mensen los te laten. Het is een uitnodiging om bewust te leven onder Gods oog.
En dat vraagt waarachtigheid, gewoon in de waarheid leven. Aalmoes, gebed, vasten.
Aalmoes: delen, echt delen met onze broeders en zusters uit zorg voor hen; delen van wat we hebben, maar evenzeer van wat we zijn – leven voor de ander. Hoe stil en ongezien ook, de Vader ziet het. Het raakt zijn hart.
Gebed: naar de Heer toegaan – open en ontvankelijk voor zijn woord dat ons dagelijks voedsel wordt. Zomaar verwijlen bij Hem, om Hem. Hij kijkt naar mij. Ik kijk naar Hem. Over en weer – ontmoeting. En dat doet iets met het hart van de mens.
Vasten: de leegte in ons leven aandurven, ze niet zelf vullen, maar wachten – uiteindelijk wachten op de Heer, op de Bruidegom. Want Hij wacht al lang op ons. Hij speurt naar ons verlangen, naar de hunker van ons hart. En de Heer ziet waar ons hart op zint.
Broeders en zusters, het is echt leven naar de diepte toe. Het is de oppervlakte – zo zichtbaar voor mensenogen – laten voor wat het is. Dat is toch maar illusie. Dat streelt mogelijk ons ego, maar het heeft zo weinig te maken met wie we echt zijn. Laten we bij het begin van deze veertigdagentijd ons keren naar de Vader van barmhartigheid: ons leven leven onder zijn oog. Hij kijkt naar ons en ziet uit naar onze blik, en zo leren we kijken zoals Hij kijkt. Misericordes sicut Pater.
Amen.