Homilie Christus Koning 2023

 

Homilie Christus Koning 2023

Vader,
Gij hebt uw welbeminde Zoon tot Heer verheven, tot Koning van alles wat bestaat.



Broeders en zusters,

Zo mochten we bidden bij de aanvang van deze viering. Christus Jezus – Koning van alles wat bestaat – Koning van alle mensen. Van alle mensen zonder onderscheid: gelovigen en anders gelovigen, van priesters, religieuzen en ‘gewone’ gelovigen.
Jezus zegt in het evangelie: De Mensenzoon zal plaats nemen op zijn troon van glorie. Alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden. Christus richt zich tot mensen, tot elke mens wie hij of zij ook is.
Jezus maakt wel onderscheid tussen schapen en bokken, mensen aan zijn rechterhand en mensen aan zijn linkerhand, rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Wat is de grond voor dit onderscheid? Op grond van wat scheidt Hij in twee groepen? Het al dan niet iets voor Hem gedaan hebben.


Wat mij telkens weer opvalt bij de lezing van dit evangelie, is dat beide groepen éénzelfde vraag stellen aan de Heer: Heer, wanneer hebben we u gezien? Niemand, niemand van de rechtvaardigen en niemand van de onrechtvaardigen, was er zich van bewust de Heer tegen te komen. Dat zegt iets naar ons toe: waar komen wij de Heer tegen? Waar komen we Hem tegen hier in ons klooster, in ons gastenhuis, in onze brouwerij, in de bierverkoop, in onze werkplaatsen of voor elk van jullie – in jullie gezin, op jullie werk, in de school, tijdens de ontspanning, op reis…?
Hij is er, maar wij zien Hem niet als dusdanig én als wij iets voor Hem doen, zijn we er ons niet van bewust dat wij het voor Hem doen. Jezus geeft ons wel een soort wegwijzer die ons op het goede spoor kan zetten. Zijn aanwezigheid heeft te maken met wat Hij noemt de geringsten van mijn broeders: “Ik, de Heer, ben daar waar mensen honger en dorst hebben, waar mensen zich vreemden voelen, waar mensen naakt zijn, geen kleren hebben, waar mensen ziek zijn, waar mensen gevangen zitten.” De vraag is dus: zien wij waar honger en dorst is, waar zich vreemd voelen speelt, waar naaktheid, onbeschermdheid heerst, waar ziekte en gevangenschap zich voordoen? Misschien moeten we zelfs soms de vraag stellen: zien wij de anderen? zijn we bekommerd om onze medemens? staan wij open voor wat zich buiten ons eigen kleine wereldje afspeelt? Of anders gezegd: zijn we vooral bezig met onszelf, met onze eigen noden en verlangens, met wat ons interesseert? Zelfbetrokkenheid, zelfgenoegzaamheid maakt dat we de ander niet zien en dus evenzeer de Heer niet zien.
Waar God zoeken? Waar de Heer tegenkomen? Niet in den hoge, niet in ons eigen kleine wereldje, waar we opgesloten zitten in onszelf, maar tussen ons in. Wij hebben een afgedaalde God, een mens-geworden God, die te vinden is in de alledaagsheid van het broze mensenbestaan, waar tekort is, mankementen, waar mensen kwetsbaar zijn, waar armoede, zwakheid, zelfs zonde werkelijkheid zijn. We lezen elders in het evangelie: De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.
Een afgedaalde God, een mens-geworden God. Dat is het onbegrijpelijke van Gods liefde. God is afgedaald, zodat wij Hem zouden vinden. Mag ik het zo zeggen: God is

daar waar wijzelf zijn! Hij kijkt ons van alle kanten aan in de kwetsbaarheid en de zwakheid om ons heen en zelfs in alle kwetsbaarheid en zwakheid in onszelf.

Zusters en broeders, zien wij dat? Willen we dat zien? Hij is dus niet waar alles perfect is, waar alles klaar, helder en afgebakend is, waar alles precies verloopt volgens onze wetten en regels. Daar is de Heer niet, omdat we Hem daar niet nodig hebben. Daar kunnen mensen zichzelf beredderen, hebben ze aan zichzelf genoeg. Maar als we onszelf leren zien zoals we zijn, dan weten we: we zijn onaf, wij kunnen niet zonder de anderen. Het staat al in het eerste Bijbelboek: De Heer God sprak: ‘Het is niet goed dat de mens alleen blijft’. We hebben elkaar nodig.

Het is zo belangrijk dat ook te leven – samen - zien van elkaar waar nood is.
- Waar honger en dorst is – soms heel letterlijk – maar ook honger en dorst naar bevestiging, waardering, aandacht, zorgzaamheid.
- Zien waar we in de vervreemding zitten en beseffen dat de ander altijd zo anders is dan wij. Ik las nog in een interview met Leo De Bock: Als liefde betekent dat ge van de ander verwacht dat hij zich totaal aan jou aanpast, dan is dat geen liefde. Dat is geen verrijking en het is bovendien oersaai. Alleen maar méér van hetzelfde.
- Zien waar naaktheid is, onbeschutheid, waar mensen door woorden in hun blootje gezet worden en ze dan aankleden met waardigheid en eerbied.
- Zien waar ziekte speelt, opmerken als iemand lijdt in zijn lichaam, maar ook wanneer iemand lijdt in zijn ziel, in zijn hart, en dan nabij blijven, luisteren.
- Zien waar mensen gevangen zitten – letterlijk – hoe goeddoend was voor ons, broeders, toen we vorig jaar de gedetineerden mochten ontmoeten in de Nieuwe Wandeling -, maar ook waar mensen vastgebonden zitten in een verslaving, in een onvrij-makende relatie, in een verkeerd zelfbeeld of in oordelen over anderen.
Het zijn stuk voor stuk situaties waar de Heer ons wacht en waar we ongeweten iets voor Hem doen telkens als we eerbiedig, fijngevoelig, menselijk met elkaar omgaan. In de eerste brief van Johannes lezen dezelfde oproep: Wat liefde is hebben we geleerd van Christus: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders… Wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden.

Broeders en zusters, we worden daartoe uitgenodigd: ieder van ons en samen. Moge de Heer, onze Koning, het geven dat we daarin groeien een leven lang. Amen.