Homilie 2de zondag B 2024

 

Homilie 2de zondag B

Broeders en zusters,

      Op deze 2de zondag door het jaar - het Marcusjaar -horen we een stukje uit het Johannesevangelie : de roeping van de eerste leerlingen - en volgende zondag zouden we normaliter de Marcus-versie horen van hetzelfde gebeuren : de roeping van Petrus en Andreas, van Jacobus en Johannes bij het meer van Gennesareth.
      Johannes en Marcus vertellen ieder op hun eigen wijze hetzelfde gebeuren en als ge daar zo wat mee bezig bent, krijg je oog voor de nuances, voor wat elk van hen specifiek zeggen wil. Ik vermoed dat Johannes heeft nagedacht over een aantal vragen waar Marcus niet bleef bij stilstaan.
      Het eerste wat opvalt bij Johannes is dat Jezus niet op een directe wijze zijn leerlingen roept. Bij Marcus zegt Jezus : 'Kom en volg Mij'. In het 4de evangelie worden ze door Johannes de Doper naar Jezus verwezen en ook daarna nog wijst Andreas Jezus aan naar zijn broer Simon toe. Wat zegt dit nu? Gaat het op die wijze niet over ieder van ons, over onze roeping? Ook wij zijn op deze wijze geroepen : anderen brachten ons naar Jezus, wezen ons Jezus aan. Als ik nu de vraag stel : hoe kwam de roep van Jezus mijn leven binnen? Dan moet ik zeggen : geen uiterlijke stem uit de hemel… geen innerlijke stem… Neen, wel Gods stem in een mensenstem. Langs een mensenstem komt Hij ons leven binnen: de stem van al dan niet toevallige mensen op onze levensweg.


Hierbij rijst wel de vraag: herkennen wij die stem als stem van God, als roep van Jezus? Ook hier hebben we iemand nodig die ons erop wijst, die ons dat leert; Zoals we hoorden in de eerste lezing: de kleine Samuël heeft de hulp van de priester Eli nodig om Gods stem te herkennen.
      Een tweede markante verschil tussen Johannes en Marcus gaat over de wijze van leerling zijn. Marcus ziet de leerling als iemand die achter Jezus aan loopt. Jezus gaat voorop en is steeds op weg… en de leerlingen komen achter Hem aan… Ze zien Hem als het ware altijd in de rug. Ze zijn volgelingen. Welnu, Johannes weet dat wel. Er staat : 'De twee leerlingen gingen Jezus achter na… Maar wat verder lezen we Jezus wendde zich om en ziende dat zij Hem volgden, sprak Hij: "Wat zoekt ge?" De leerlingen antwoorden: "Rabbi, waar verblijft Gij?" En Jezus weer: "Kom en zie." En zij bleven die dag bij Hem. Voor Johannes is leerling zijn méér dan alleen maar volgen. Het is bij Jezus verblijven, bij Jezus zijn, in zijn nabijheid vertoeven. De leerling mag bij Hem neerzitten… mag Jezus in het gelaat zien…schouwen…beschouwen. De volgeling wordt vriend. Bij Jezus horen is niet alleen zijn ideeën aanhangen, zijn overtuigingen overnemen… Het gaat vooral om leven, om een hoogst persoonlijke ontmoeting. Dus bij Jezus verblijven - en toch is dit niet evident: zo'n stille luisterende houding, ontvankelijkheid. Hoe vaak willen we niet eerder iets doen. In plaats van het geheim van de ontmoeting kiezen we voor het bezig zijn, voor het bewijzen van onze aanhankelijkheid. Nochtans ligt in de ontmoeting de kern van onze roeping. Jezus zegt: “Kom mee, dan kun je zien waar Ik verblijf. Zij gingen mee en ze konden het zien. En zij bleven bij Hem - die dag was als geen ander.”
      En nu nog een derde verschil. Andreas zoekt zijn broer Simon en zegt hem vlak af: "Wij hebben de Messias gevonden". Hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek Simon aan en zei : "Jij bent Simon, zoon van Johannes. Je zult de naam Kefas dragen." Johannes loopt hier wel heel vlug van stapel; Jezus wordt vanaf het begin

beleden als de Messias en Petrus krijgt al direct een nieuwe naam. Bij Marcus moeten we wat verder lezen alvorens Simon Petrus wordt genoemd en nog heel wat verder om de belijdenis 'Gij zijt de Messias' te horen. Blijkbaar is Johannes niet geïnteresseerd in hoe het chronologisch allemaal verlopen is. Wat hem bezig houdt, is wat er in de diepte gebeurt, wanneer men echt Jezus ontmoet.
Ik zou het zó durven samenvatten : Jezus ontmoeten is kennen en gekend worden. Ik ben door Jezus op een heel unieke manier gekend. Het gaat om een kennen aan de binnenkant, om een kijken doorheen allerlei uiterlijke weerbarstigheden heen. Wellicht is dit ook maar uit te drukken door een nieuwe naam. In een ander Johanneïsch geschrift wordt dit heel treffend verwoord :'Houdt gij mijn naam hoog, hebt gij het geloof in Mij niet verloochend, dan zal ik u een wit steentje geven en daarop gegrift een nieuwe naam, die niemand kent dan hij die hem ontvangt'. Jezus kent ons, kent mij en wij mogen Hem kennen: de Messias, de Christus, de Heilige Gods. Het gaat daarbij om een ontmoeting, om wederkerigheid: zoeken en gezocht worden, wachten en opgewacht worden, vinden en gevonden worden.
Broeders en zusters, zomaar 3 gedachten over ons als leerlingen van Jezus. Wij worden door anderen bij Hem gebracht… wij worden geroepen om bij Hem te verblijven… wij mogen Hem leren kennen en zijn zozeer door Hem gekend. En dit willen geen 3 ideeën zijn waar we nu nog wat verder kunnen over nadenken. Het gaat om leven, om worden wie we zijn.
Amen.