HOMILIE 10de ZONDAG B 2024

 

HOMILIE 10de ZONDAG B
In die tijd ging Jezus naar huis
en weer stroomde zoveel volk samen
dat zij niet eens gelegenheid hadden om te eten.

Broeders en zusters,
Jezus gaat naar huis - maar het volk loopt Hem achterna, eist hem op en Jezus laat zich opeisen. Jezus is blijkbaar voor veel mensen Iemand geworden en dat lokt reactie uit: reactie van de verwanten van Jezus, reactie van de Schriftgeleerden uit Jeruzalem! Waarom lopen de mensen Jezus achterna?
Laten we even op een rijtje zetten wat Marcus tot nu toe in zijn boek over Jezus verteld heeft: Jezus is na een woestijntijd beginnen prediken in Galilea. Hij roept mensen om Hem te volgen en gaat al weldoende rond. Hij geneest zieken en drijft duivels uit. Hij trekt zich 's nachts terug om te bidden. Meer heeft Marcus niet verhaald. Ik moest daarbij denken aan een tekening van Rien Poortvliet, waar hij in één tekening verschillende taferelen uit Jezus' leven samenbrengt én tussen de lammen, kreupelen, kinderen staan de woorden geschreven: Iets anders heeft Jezus niet gedaan.


En wat is de reactie daarop van mensen die toch een zekere voorsprong hebben om Jezus te begrijpen: zijn familie - de mensen waartussen Hij opgegroeid is én de Schriftgeleerden, die thuis zijn in het woord van God - dit woord dat Jezus tot vervulling komt brengen. Zijn familie meent: Hij is niet meer bij zijn verstand, meer prozaïsch gezegd: Hij is gek, krankzinnig. En de Schriftgeleerden spreken in dezelfde zin, maar gewichtiger, meer theologisch: Hij is van de duivel bezeten. Iets anders heeft Jezus niet gedaan - weldoende rondgegaan, zich laten raken aanspreken, opeisen door de behoeftige medemens én de reactie: hij is krankzinnig, hij is bezeten.
Broeders en zusters, dit zijn harde woorden; heel harde woorden, wanneer we ook beseffen wie ze uitspreken. Jezus doet en zegt enkel datgene waartoe hij geroepen is en wel niet uit zichzelf, maar van Godswege. Maar Hij wordt niet begrepen, zelfs afgewezen. Datzelfde herhaalt zich steeds weer, voltrekt zich doorheen de geschiedenis opnieuw aan Jezus, in wie Hem volgen. Maar in plaats van daarbij te blijven stilstaan, kunnen we beter luisteren naar wat Jezus daarmee doet.
Hij is van de duivel bezeten, zeggen de kenners van de Schrift. Zo'n oordeel over Jezus is een totale afwijzing, want het is de miskenning van Jezus' diepste geheim: Zijn relatie met Zijn vader. Zijn Vader betekent alles voor Hem; Zijn Vader - oerbron van elk woord dat Jezus spreekt, van elk gebaar dat hij naar mensen toe stelt. De Schriftkenners beweren juist het tegendeel: Jezus' leven vindt zijn oorsprong in de boze, in het anti-goddelijke. Dit vernietigend oordeel noemt Jezus: zonde tegen de
H. Geest, waarvoor geen vergeving mogelijk is. Ook Jezus' wederwoord is een hard, maar een waar woord. Jezus' oerbron ontkennen, het liefste geschenk van de Vader aan de mensen verwerpen is elke poort naar God toe afsluiten, meer nog is de enige poort naar de Vader - Jezus zelf - verwerpen. Zo'n verharding is zonder uitkomst, omdat daarmee de bron van onze verlossing, van elke vergeving wordt uitgesloten. Die afwijzing is er nu nog: tijdgenoten die de concrete binding tussen God en de historische persoon van Jezus niet kunnen nemen. Ze hebben er veel moeite mee dat God zou te ontmoeten zijn in Jezus; ze kunnen niet zien dat God zich volledig en gaaf uitdrukt in Jezus. Jezus als de weg naar God is blijkbaar te concreet: Jezus' volgen is immers Iemand anders in zijn leven toelaten die alles, maar dan ook alles, mag bevragen. In Jezus krijgt God een concreet gelaat. Wellicht is dit voor velen té

ingrijpend, dus liever afwijzen; maar dan wordt de echte bron van alle leven afgesneden.

Hoe geladen die evangeliewoorden over de confrontatie tussen Jezus en de Schriftgeleerden ook zijn, toch worden we nog meer geraakt door wat zich afspeelt tussen Jezus en zijn familie. Hier worden we aangesproken op een ander, misschien dieper niveau, omdat het ook te maken heeft met onze eigen familiebanden, met wie verwanten in ons eigen leven zijn. Die weg die Jezus koos, toont hoezeer hij familiebanden relativeert, meer nog dat er één band is die zó centraal staat, zoveel gewicht heeft, dat elke andere band minder waarde krijgt: namelijk de band met Zijn Hemelse Vader. De zó sterke beleving van die innige verbondenheid met de Vader eist onthechting ten opzichte van de banden van het bloed. Jezus' verwanten konden dit niet begrijpen. Als dan tegen Jezus gezegd wordt - Uw moeder en uw broeders daarbuiten vragen naar u - is ook Jezus' antwoord schokkend. Met zijn blik op de mensen die rondom Hem zitten zegt Hij : Ziehier, mijn moeder en mijn broeders, mijn broeder en moeder zijn zij die de wil van God doen. Bloedverwantschap moet wijken voor een nieuwe verwantschap: staan in dit getrokken worden naar de Vader. En wat Jezus voorleefde, geldt ons evenzeer: ook voor ons zijn er situaties, omstandigheden, waarin de wensen van familie - hoe goedgemeend ook - ingaan tegen Gods roepstem. Als wij van Jezus willen zijn, moeten wij vrijkomen van onze familie.
We moeten echter Jezus' woord goed verstaan: Jezus vraagt geen breuk met de familie. Hij vraagt om omvorming van die gebondenheid. Wat moet gebeuren is dat die familieband wordt tot een geestelijke band, wil God de plaats kunnen krijgen die Hij in ons leven moet hebben. De groei daarnaartoe kent altijd een moment van afstand, van loslaten. Binnen die relatie met de Vader kan de familie een nieuwe plaats krijgen, een verdiepte ruimte. Wat eerst als schokkend woord klonk: Mijn broeders en mijn moeder zijn zij die de wil van God doen kan dan worden tot een lofprijzing: eigenste woorden van Jezus aan zijn moeder en broeders, eigenste woorden van Jezus' volgelingen aan wie hen na zij.
Broeders en zusters, “van Jezus zijn” is altijd ingaan tegen de gewone geplogenheden van familie en van een vrijblijvend godsdienstig leven. Het was voor Jezus zó, het zal zó zijn voor ons. Maar daarin heeft Jezus het laatste woord: het gaat om mijn Vader, die ook zozeer onze Vader wil zijn.
Amen.