Homilie Witte Donderdag

 

INLEIDING

In de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest. AMEN.
De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en
de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. EN MET UW GEEST.

Broeders en zusters,
Wij staan nu aan het begin van het uur van de Heer – het begin van drie dagen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. In het teken van het gebroken brood en de gedeelde beker wijn vat Jezus heel zijn leven samen: Hij is er voor ons mensen. Hij toont ons zijn liefde tot het uiterste toe. Laat ons met Hem de komende uren ingaan. Hij is er voor ons. Zo mogen we deelhebben aan zijn levensgave: ons de voeten laten wassen, eten van het brood, drinken uit de beker.
Wij willen oprecht deelnemen daarom belijden wij onze zonden,
bekeren we ons tot God om deze heilige Eucharistie goed te kunnen vieren:
Ik belijd …

Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven,
en ons geleiden tot het eeuwige leven. AMEN.

HOMILIE

Jezus zegt: ‘eet Mij; drink Mij, dit ben Ik, brood en wijn.’

Zusters en broeders,

Dit is het geheim van ons geloof. Dit is het geheim van deze avond. Jezus geeft zich aan ons: eet Mij, drink Mij. Hij is er geheel en al voor ons; Hij komt in ons. Hij wordt ons leven. Hij verdwijnt in ons.

En waarom? Omdat Hij liefde is – echte liefde, geduldige liefde, liefde die zich geeft zonder een spoor van zelfbetrokkenheid. Jezus identificeert zich met brood. Maar niet zomaar brood. Nee, met brood dat gebroken wordt, met brood dat gegeven wordt, met brood dat gegeten wordt. En zo ook de wijn – gedronken, prijsgegeven, vergoten voor velen. Jezus is er niet voor zichzelf. Jezus is er voor ons. Een mens voor anderen, schreef Dietrich Bonhoeffer.

Maar kunnen wij zo’n liefde aan? Aanvaarden wij dat er Iemand is die zich aan ons wil geven?  Mogelijks is er weerstand in ons. Een weerstand die we scherp zien bij Petrus in dat andere gebeuren van deze avond – de voetwassing. De Heer en Meester verlaagt zich tot aan de voeten van de leerlingen – een slaaf die onze voeten wast. En Petrus reageert: dat nooit dat U mij de voeten wast. Zo diep afdalen en zo dicht komen. Als Ik je voeten niet mag wassen, heb je geen deel aan Mij, antwoordt Jezus daarop. Alleen zo komt zijn liefde binnen. Misschien wordt Petrus’ reageren nog het duidelijkst in een woord dat Hij elders uitspreekt, wanneer hij met het geheim van wie Jezus is, wordt geconfronteerd: Ga weg van mij, Heer, ik ben een zondig mens. Want Jezus toelaten – die liefde toelaten, openbaart evenzeer wie wij zelf zijn. En mogelijks zien we dat liever niet en laten we daarom die liefde niet toe. Wij miskennen die liefde, die onvoorwaardelijke liefde, die overweg kan met de mens zoals de mens is. Waarom die miskenning? Die afgeslotenheid? Ik denk dat wij nog zo vaak gevangen zitten in voorwaardelijke liefde… in liefde moet men waardig zijn… liefde moet men verdienen. Misschien is dat nog altijd de grootste moeilijkheid: God is liefde. Of zoals Isaac de Syriër het uitdrukte: God kan niet anders dan liefde zijn. In al wat God doet, is er niets wat niet helemaal bestaat uit medelijden, liefde en mildheid. Heel Jezus’  leven spreekt die waarheid en wordt samengebald in het teken van deze avond. Maar ik besef eveneens hoezeer het ‘God is liefde’ moeilijk valt. Waar was die God van liefde dinsdag in Zaventem en in Maalbeek? En toch denk ik – die liefde blijft. God was daar op de grond.

Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens. En Jezus: Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe, altijddurende verbond, dit is mijn bloed dat voor u en alle mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. En vóór de communie zullen we tot viermaal toe bidden: Lam Gods, dat wegneemt/wegdraagt de zonde der wereld. Wat obstakel is tegen die liefde – onze zonde – is Hij komen wegnemen, wegdragen. Zijn liefde is barmhartige liefde.  Het wordt zo sterk verwoord in Psalm 103: Hij is de vergeving van mijn zonden. Hij zal mij genezen, keer op keer… Hij draagt ons geen zonden achterna, Hij zal geen kwaad met kwaad vergelden, groter dan onze zonden is Hij… Hij kent ons toch, Hij is niet vergeten dat wij gemaakt zijn uit het stof van de aarde.

Broeders en zusters, Hij is niet vergeten dat wij gemaakt zijn uit het stof van de aarde. Zo klein, zo nietig, maar zo geliefd, zo kostbaar in zijn ogen. Zó kostbaar dat Jezus zijn leven aan ons uitdeelt. Schrijft Johannes niet aan zijn christenen: Wat liefde is, hebben wij geleerd van Christus. Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. En hij voegt er nog aan toe: Dus zijn ook wij verplicht ons leven te geven voor onze broeders.
Ook dat is verbonden met deze avond: Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals Ik u gedaan heb. Als wij ons laten liefhebben, zijn wij tot liefhebben in staat. Paus Franciscus zei nog op Palmzondag: Wij kunnen niet liefhebben zonder ons eerst door Hem te laten beminnen, zonder zijn verrassende tederheid te ervaren en zonder te aanvaarden dat liefde bestaat in concrete dienstbaarheid.

Broeders en zusters, Jezus geeft zich aan ons, geheel en al. En wij worden uitgenodigd ons te geven – ons te geven zoals wij zijn. Misschien kunnen de gebedswoorden waarmee ik wil eindigen, ons helpen in die gave van onszelf
– een gebed van overgave onder het schaduwdak van Gods erbarmen:

Wat ik gewild heb
wat ik gedaan hen
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef
wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef
wat vruchtbaar was
en tot bloei kwam.
Alles leg ik in Uw handen.
Dit is mijn liefde.
Hier ben ik.
(Huub Oosterhuis)