Homilie 4° Adventszondag jaar A

HOMILIE   4° Adventszondag A


God wachten betekent zich de uitgestippelde toekomst
uit handen laten slaan en toch blijven wachten.

      Broeders en zusters,

      Deze woorden van Dorothee Sölle klonken reeds vorige zondag in onze nachtwake en in de homilie. Ze waren toen van toepassing op Johannes de Doper die die ermee geconfronteerd werd dat de vervulling zo anders is dan de verwachting. Op deze vierde adventszondag haal ik die woorden opnieuw aan, want ze zijn naar mijn aanvoelen eveneens zozeer van toepassing op Jozef die vandaag in het evangelie centraal staat.
     
      Jozef – verloofd met Maria – rechtschapen, schrijft Matteüs, krijgt te maken met Gods komen: Maria blijkt voor ze gingen samenwonen zwanger – zwanger van de heilige Geest, zegt de Schrift. De uitgestippelde toekomst wordt uit handen geslagen: huwen, een gezin stichten, kinderen, eigen kinderen… het wordt ineens grondig doorheen geschud. Wat gebeurt er? Blijkbaar neemt Iemand anders het roer over, gaat Iemand anders het leven bepalen. En is dit niet tekenend voor elk leven dat echt God wacht? Open voor God, voor Gods bedoeling, voor Gods nabijheid, voor Gods werkzaamheid. Als God komt, dan wordt Hij het centrum, dan bepaalt Hij de weg, de richting. Paulus noemt dat in de tweede lezing: wij worden gebracht tot de gehoorzaamheid van het geloof. En een beetje verder in de brief aan de Romeinen schrijft Paulus: Zij die Christus toebehoren, bepalen niet langer hun eigen leven.


      
      God komt – komt binnen in het leven van Jozef. Maar dat komen is niet zo meteen een helder gebeuren. Maria was zwanger voor ze gingen samenwonen. Het leven wordt onderste boven gegooid, maar hoe? Er zijn vele manieren om gebeurtenissen te lezen: van Godswege – maar is dat wel zo? De geschiedenis leert dat men het ook anders kan lezen en heeft gelezen. Jozef is een mens. Jozef twijfelt. Zusters en broeders, is dat ook niet zo met ons als God ons leven onderste boven gooit? Is dat wel van Godswege, vragen we ons af. Soms is het zo menselijk, zo al te menselijk wat ons overkomt. Is het wel te lezen met de ogen van het geloof? Heeft wat er gebeurt wel met God van doen? Waar is Hij? Wie is Hij?
     
      Als we kijken hoe Jozef daarmee omgaat, dan – denk ik – worden wij geholpen in hoe wij ermee om kunnen gaan. Jozef wilde Maria niet in opspraak brengen en dacht erover in stilte van haar te scheiden. Een oneindige eerbied voor de ander! Ook al begrijpen we het niet, ook al zit ons hoofd vol vragen – de ander niet in opspraak brengen – laten zijn – in zijn waarde laten. Ik moet hier weer denken aan enkele dichtregels van Ida Gerhardt over Eerbied:
       Gij moet het eenzaam laten
       het zaad dat ligt te slapen
       en dat al kiem gaat maken.

       Dit eerstelingsbewegen
       van leven binnen leven
       vermijd het te genaken.

       Laat het stil in zijn waarde
       zaad in de donkere aarde;
       zaad in de donkere aarde.

       En het zal groen ontwaken.

Dat doet Jozef: hij laat het stil in zijn waarde. Stille eerbied. Broeders en zusters, wat ons overkomt, wat ons wordt aangedaan, wat ons leven omgooit: met stille eerbied naderen. Het is een wijze van laten zijn; het is luisteren naar het leven, naar het leven binnen het leven; het is luisteren naar de stilte. En we weten al vanuit het eerste verbond: het geluid van de stilte is een spoor van God. Stille eerbied. Het toont ons: Jozef staat open voor Gods geheim.

    En er komt een antwoord: Er verscheen hem in een droom een engel van de Heer. In een droom – Gods antwoord is altijd van de orde van het geheim, van het mysterie – dus niet van de orde van het bewijs. Misschien wordt het nog het duidelijkst in een tegenvoorbeeld dat de eerste lezing ons verhaalt: Achaz, een koning van Juda, wil geen teken vragen, zogezegd om God niet op de proef te stellen. Hij staat niet open voor het mysterie; de stille eerbied ontbreekt. Hij wil zijn leven bepalen en blijven bepalen. Jozef daarentegen krijgt een antwoord op Gods wijze – een antwoord in de stilte, in het verborgene: Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; het kind in haar schoot is van de heilige Geest. Zij zal een zoon ter wereld die gij Jezus moet noemen, want Hij zal zijn volk redden uit hun zonden. En Matteüs voegt er nog aan toe dat die woorden vervulling zijn van het ongevraagde antwoord aan Achaz : Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon ter wereld brengen, en men zal Hem de naam Immanuël geven. Dat is in vertaling: God met ons.

    God komt. In Jezus komt God. God-met-ons! Het zal geschieden. Broeders en zusters, daar staan we nu naar uit in deze laatste week voor Kerstmis. Hij komt om met ons te zijn, om ons leven te delen, om het roer in ons leven over te nemen. Nogmaals Paulus in de tweede lezing: Ook gij hoort bij hen, geroepen als gij zijt door God tot de gemeenschap van Jezus Christus. God-met-ons! Het leven wordt echt anders met Iemand aan onze zijde. Kom, laat ons echt God wachten ook al betekent dit ook voor ons dat de uitgestippelde toekomst uit handen wordt geslagen. Wij beseffen het, en toch blijven we wachten. Kom, Heer Jezus, kom! Amen.