Homilie 3' zondag in het jaar A, 2017
Zusters en broeders,
In de homilie van de bisschopswijding in Brugge zei Kardinaal De Kesel: Geen enkel evangelie valt met de deur in huis. Men kan blijkbaar niet onmiddellijk beginnen. Men moet voorbereid worden. Er moet eerst een innerlijke omvorming en bekering hebben plaats gevonden.
In de evangelielezing van deze zondag horen we het begin van Jezus’ optreden in Galilea, zijn eerste woorden, de roeping van de eerste leerlingen en zijn eerste genezingen. Maar we zitten al in het vierde hoofdstuk van het Matteüsevangelie. Reeds drie hoofdtukken zijn eraan voorafgegaan, waar alles wat nu ‘eerst’ is, wordt voorbereid. Dat zegt ook iets naar ons toe: ook wij hebben voorbereiding nodig om naar Jezus toe te gaan, om Jezus binnen te laten in ons leven, om ontvankelijk te zijn voor zijn woorden en voor wat Hij aan ons en met ons wil doen. En het treft me ook dat Jezus zelf ons op een gelijkelijke manier is voorgegaan. Hijzelf is niet onmiddellijk begonnen.
Het evangelie dat aan onze perikoop voorafgaat verhaalt het verblijf van Jezus in de woestijn en de bekoringen, de beproevingen die Hij daar heeft doorstaan. Jezus, die na zijn doopsel mocht horen – Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in wie Ik welbehagen heb – wordt genadeloos in vraag gesteld door de duivel, de diabolos, de leugenaar, diegene die de waarheid verdraait: Als Ge de Zoon van God zijt… Wat Jezus ten diepste kenmerkt – Zoon van God – zijn identiteit wordt verdacht gemaakt. Jezus moet kiezen… moet er voor kiezen Gods Zoon te zijn. Het klinkt raar: kiezen voor wat men is. Maar ik denk dat daarmee iets heel belangrijks gezegd wordt. En Jezus kiest daarvoor door zich naar zijn Vader te keren. Daarom is het ook niet te verwonderen dat het eerste woord dat Jezus spreekt – de openingszin van zijn verkondiging – luidt: Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij. Broeders en zusters, men moet voorbereid worden. Ook wij – wij worden uitgenodigd om ons te bekeren. En niet ooit eens – maar telkens, telkens opnieuw die toewending maken – die toewending naar Jezus. Hij staat voor onze deur en klopt… én wacht tot wij opendoen. Hij breekt niet in.
Maar voor ik verder ga met de eerste dingen die Jezus zegt en doet, wil ik nog even terugkeren naar de eerste verzen van onze evangelietekst. Jezus keert vanuit de woestijn van Judea naar Galilea; en met een citaat uit de profeet Jesaja – dat we trouwens al hoorden in de eerste lezing – wordt over dat Galilea gezegd: Galilea van de heidenen. Het volk dat in de duisternis zat heeft een groot licht aanschouwd… over hen die in het land van de schaduw van de dood gezeten waren, over hen is een licht opgegaan. Matteüs zegt in feite hetzelfde van wat Johannes schrijft in zijn voorbereiding – de Proloog van het Johannesevangelie: Het ware licht dat iedere mens verlicht, kwam in de wereld. Ook dat zegt iets over de omvorming die in ons moet plaatsvinden. Zonder Jezus zitten we in een land van doodse duisternis; zonder Jezus zien wij niet; zonder Jezus is er geen perspectief. Maar als Hij komt – Hij is het ware licht – wordt alles overschenen. Zingen wij niet in de Paasnacht – hét gebeuren waar heel het evangelie in uitmondt: Christus, Licht der wereld!
Matteüs beschrijft dan twee consequenties, want Jezus binnenlaten heeft consequenties: Jezus roept mensen om zijn leerlingen, zijn volgelingen te worden en Jezus geneest mensen van hun ziekten en kwalen. Broeders en zusters, Jezus is er en roept ons, roept ons om Hem te volgen. Eens Hij echt meespeelt in ons leven, wordt ons leven anders. Hem aanhangen brengt mee dat niets meer is als vroeger: onze omgang met de dingen, met ons werk, met de mensen die ons gegeven zijn – het wordt omgegooid. Simon en Andreas lieten hun netten in de steek. Jakobus en Johannes lieten de boot én hun vader achter en volgden Hem. Jezus volgen is echt een ander, een nieuw leven binnengaan. Bekering wordt omvorming. En dat kan ons heel ver brengen. Iemand als Sint Paulus schrijft aan de Galaten: Ikzelf leef niet meer; Christus is het die in mij leeft. Jezus wordt alles. We weten echter dat dit een weg is, vaak een langzame weg om zo Jezus met ons te laten doen. Hij geneest ons van onze ziekten en kwalen. Hij omvormt ons beetje bij beetje. Ik zei al: ‘Jezus breekt niet in’. Als Hij binnenkomt, blijft Hij zo eerbiedig dat Hij niet ineens alle ruimte vult. Nee, Hij wacht tot wij Hem toelaten… steeds meer en verder toelaten… tot wij kamer voor kamer, zolder en kelder openen en Hem daar binnenlaten. Jezus wordt alles, als wij Hem alles laten worden.
Broeders en zusters, men kan niet onmiddellijk beginnen. Men moet voorbereid worden. Er moet eerst een innerlijke omvorming en bekering plaatsvinden. En dan wordt stilaan bewaarheid wat wij dit jaar als thema voor de gebedsweek van de eenheid onder de christenen kregen aangereikt: De liefde van Christus laat ons geen rust… opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven… Wie in Christus is, is een nieuwe schepping; het oude is voorbij. Het nieuwe is al gekomen.
Amen.