Homilie 28' zondag door het jaar 2017
15 oktober 2017
Er zijn in de parabel van deze zondag uit het Matteüsevangelie
drie opmerkelijke gegevens.
Vooreerst het feit dat mensen niet willen naar een feest komen.
En het is nog wel een bruiloftsfeest voor de zoon van een koning,
een feest waar het dus aan niets zal ontbreken
waar de spijzen en dranken overvloedig en heerlijk zullen zijn
en waar de ambiance verzekerd is.
Vervolgens er is het feit dat uiteindelijk op dat feest
zowel slechten als goeden worden binnengelaten.
En tenslotte is er de kwestie van de man zonder bruiloftskleed
die, ondanks het feit dat ook slechten toegelaten worden,
toch buitengeworpen wordt.
Het is goed om te weten dat de parabels gericht zijn
tot de hogepriesters en oudsten van het volk.
Met twee vorige parabels heeft Jezus hen al duidelijk gemaakt
dat zij de wil van God niet doen
en dat hun godsdienstig systeem, hun devotie, vroomheid en offercultus
niet datgene is wat God van ons wil en een onvruchtbaar systeem is.
Het brengt geen vrede, vreugde en rechtvaardigheid in de wereld.
In de Bijbel is een feest nu
het beeld van een vredevolle, vreugdevolle en rechtvaardige wereld,
de wereld die God voor ons en ook van ons wil.
Waarom zouden mensen daar niet willen aan deelnemen?
Zo’n wereld veronderstelt het doorbreken
van de angstige zorg voor eigen bevrediging en veiligheid,
zowel die angstige zorg van het individu, het ik,
als de collectieve angstige zorg van een volk.
Het is een einde maken aan individueel egoïsme
en collectief nationalistisch egoïsme.
Het betekent ook het einde van godsdienstigheid, devotie en vroomheid
die daarmee gepaard gaan, waar God maar moet zorgen
voor mijn of onze belangen.
Het einde van een religie waar God naar mij, naar ons moet luisteren,
in plaats dat wij en ik naar God luisteren.
Dat laatste is het ingaan op de oproep tot geloof en bekering
die Jezus tot ieder mens richt.
Maar de uitnodiging aan dat feest deel te nemen,
de uitnodiging dus om je te bekeren,
te breken met je egoïsme en naar Gods feestje te gaan,
dat is al voor veel mensen storend.
Die dienaars, die deze uitnodiging brengen, moeten eraan!
God en al wie werkelijk oproepen tot bekering zijn storend.
Egoïsme, angstig en zelfzuchtig egoïsme zorgt ervoor
dat men zelfs het goede verlangen naar liefde,
vrede, vreugde en rechtvaardigheid afwijst,
niet meer in het hart laat opkomen.
Het is verstomd en onhoorbaar geworden.
Maar allen die wel openstaan
voor die oproep tot bekering en geloof zijn welkom.
De goeden, ja, diegenen die niemand kwaad doen en het goede willen doen
en ook de slechten, zij die kwaad gedaan hebben maar tot bekering komen.
De goeden, ja, diegenen die de voorschriften van de wet onderhouden
en ook de slechten, zij die bewust geworden zijn dat God enkel liefde,
goedheid en barmhartigheid wil en daar ook werk willen van maken.
De goeden en de slechten,
allen die gedreven zijn door het verlangen naar echt leven,
naar een liefdevol, vreugdevol, vredevol en rechtvaardig leven en samenleven.
Welkom aan hen allen.
Maar wat dan met die man zonder bruiloftskleed?
De man zonder kleed is de mens
die wel het goede verlangen heeft gehoord, de oproep tot bekering,
maar uiteindelijk toch niet bereid is om zich te bekleden met de nieuwe mens.
Zijn godsdienstigheid is wat paus Franciscus noemt:
een geestelijk leven met religieuze momenten die een zekere troost bieden,
maar die de ontmoeting met anderen, het engagement in de wereld,
de passie voor het evangelie niet bevorderen.
Het bruiloftskleed aantrekken betekent dus dat we iedere dag moeten nagaan
wat het voor ons concreet betekent ons te bekeren.
Waar kunnen of moeten we
de angstige en zelfzuchtige zorg voor onszelf loslaten?
Waar kunnen en moeten we ons inzetten voor medemensen dichtbij of veraf?
Pas dan kunnen we deelnemen aan het feest van ware vreugde
en waarlijk vreugdevol gestemd door het leven gaan.
priester Dirk