Homilie voor de 17 zondag door het jaar B


26 juli 2015

Homilie voor de 17de zondag door het jaar B

In dit liturgisch jaar lezen we op zondag het Marcus-evangelie.
Nu gaan we dat evangelie vijf zondagen op een rij verlaten.
In die periode gaan we het zesde hoofdstuk van het Johannes-evangelie lezen.
Het begint met het verhaal van de broodvermenigvuldiging.
Dat horen we vandaag.
Dan volgt op de vier volgende zondagen de zgn. broodrede van Jezus.
Daarin maakt Jezus duidelijk waar het eigenlijk op aankomt in het geloofsleven.
Maar Hij krijgt daardoor veel protest, gemor en onbegrip.
Op het einde keert iedereen Hem de rug toe
en Jezus vraagt dan aan zijn leerlingen of ze soms ook willen weggaan.
Petrus antwoordt dan:
Heer, naar wie zouden wij gaan?
Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Als wij naar hier komen om eucharistie te vieren
dan is het ons ook om die woorden te doen
en om het brood dat ons kracht schenkt om eeuwig te leven.
Het is het leven waartoe we geroepen zijn,
een leven waarin we beeld en gelijkenis van God zijn,
deelnemen aan zijn leven, aan zijn wezen.
Het is een leven van goedheid, liefde, barmhartigheid,
vredevol en vreugdevol.
Het verhaal van de broodvermenigvuldiging steekt nu boordevol symboliek.
Wil je iets aan het verhaal hebben, dan moet je voor die symboliek begrijpen.
Jezus wordt op het einde dé profeet genoemd,
dé profeet die in de wereld moet komen
om het begin van Gods heerschappij aan te kondigen
en het einde van een wereld getekend door kwaad en lijden.
De profeet die men verwacht is Elia, de grote profeet uit het Oude Testament.
Nu wordt Jezus in het verhaal van de broodvermenigvuldiging niet voorgesteld als Elia,
maar wel wordt Hij getekend naar het beeld van de leerling van Elia, Elisa.
Het verhaal van diens broodvermenigvuldiging, die we in de eerste lezing hoorden,
staat in een reeks van wonderverhalen van de profeet Elisa
die allemaal hetzelfde element bevatten:
een uitzichtloze situatie waarin de profeet redding brengt,
tenminste als men gevolg geeft aan de woorden van de profeet.
Een profeet is nu niet in de eerste plaats iemand die wonderen verricht
maar wel iemand die zegt wat God wil en wie God is.
Profeten zeggen dat met woorden, soms ook met daden, met tekens.
Ook Johannes heeft het in zijn evangelie niet over de wonderen van Jezus,
maar over de tekens van Jezus.
De tekens van Elia en van Jezus drukken dezelfde werkelijkheid uit:
dat God inderdaad redding brengt, dat God leven geeft, overvloedig leven.
En Jezus is inderdaad dé profeet.
Hij spreekt in naam van God woorden van eeuwig leven,
woorden die zin en richting geven aan het leven.
Het zijn echter woorden die niet alleen te beluisteren zijn.
Het zijn geen woorden die ons alleen maar informeren of leuk bezighouden.
Het zijn woorden die een verandering in ons leven kunnen teweeg brengen.
Het zijn woorden die ons oproepen ons leven te veranderen.
Het zijn woorden waarop wij geen gevolg moeten geven.
En als Jezus Gods mens geworden woord is, is dat gevolg navolging.
Maar vandaag geeft Jezus geen woorden van eeuwig leven.
Hij geeft brood.
In de broodrede zal Hij zeggen dat Hij het brood van eeuwig leven geeft.
Hij schenkt ons ook de kracht, de geestkracht om het eeuwig leven te verwerven,
om dus het leven te leiden waartoe zijn woorden ons oproepen, ons inspireren.
Het is een leven ontdaan van angst en zelfzucht,
het is een liefdevol, vredevol en vreugdevol leven,
een leven waardoor we beeld en gelijkenis van God zijn,
een leven waardoor wij het verschil maken in deze wereld.
Maar om dat aan ons te laten geschieden
mogen we niet alleen biddend wachten tot het aan ons geschied als een mirakel.
Het vraagt de gedurfde gave van het weinige dat we hebben,
van datgene waarvan we denken dat het niet genoeg zal zijn.
Het vraagt de grootmoedige gave van onszelf,
van diegene waarvan we denken dat die niets kan, onmachtig is.
Het vraagt radicale navolging.
De Jezus, de Kerk, die mirakelen verricht en brood om te overleven geeft,
diegene die interessant informeert en vermaakt,
die heeft succes en is rap tot koning uitgeroepen.
Maar Jezus jaagt dat succes niet na.
Hij is wel degelijk gericht op het leven van mensen, het eeuwige echte leven.
Het zich terugtrekken in het gebergte
is echter niet alleen een afwijzen van succes
maar verwijst reeds naar zijn uiteindelijk levenslot:
het sterven van een eenzame kruisdood,
verlaten en afgewezen.
En dat omdat de mens afwijst en weigert
waar het uiteindelijk op aankomt om echt te leven:
dat is niet brood eten om je ik te voeden,
maar je ik laten sterven en prijsgeven.
Welk woord en voor welk brood verlangen wij?