Homilie voor de 17de zondag door het jaar B 2018



In de zondagsliturgie van dit kerkelijk jaar
worden ons stukken uit het Marcusevangelie aangeboden.
Maar omdat het Marcusevangelie, in vergelijking met dat van Matteüs en Lucas
zo kort is, worden ook delen van het Johannesevangelie voorgelezen.
Dat zal nu vijf zondagen naëen het geval zijn.
In die vijf zondagen horen we in vijf delen
het volledige zesde hoofdstuk van het Johannesevangelie.
In dat hoofdstuk lezen we het verhaal van de broodvermenigvuldiging
en een daarop volgende redevoering van Jezus, de zgn. broodredevoering.
Daarin maakt Jezus duidelijk wie Hij werkelijk is
en wat geloven werkelijk betekent.
De lezing van het verhaal van de broodvermenigvuldiging
en van de broodredevoering vervangt nu
het verhaal van de broodvermenigvuldiging in het Marcusevangelie
dat in het Mc-evangelie volgt
op het stuk evangelie dat we zondag laatst hoorden.
En daarin vernamen we dat veel mensen naar Jezus kwamen zien,
dat Jezus medelijden met hen had
en hen daarom uitvoerig begon te onderrichten.
Waarom deed Jezus dat?
Omdat Hij wist wat mensen nodig hebben
om echt te leven en mens te worden:
niet zozeer brood, maar wel woorden van eeuwig leven.
Dat zijn niet alleen woorden om naar te luisteren,
maar ook woorden om naar te leven, om te beleven.
Het zijn woorden die oproepen tot bekering, tot een andere levenswijze
en tot vertrouwen in God die onvoorwaardelijke liefde is.


We hoorden ook dat Jezus zijn leerlingen had uitgezonden
om aan vele mensen die woorden te geven, te verkondigen.
Dat Hij hen nu ook de broden laat uitdelen is een verwijzing naar die zending:
zoals ze aan de grote menigte de broden uitdelen,
zo moeten ze ook de woorden van Jezus verkondigen,
zijn oproep tot bekering en geloof.
Maar er zijn ook vissen uit te delen.
Die hebben dezelfde symbolische betekenis als de broden,
maar verwijzen misschien ook meer naar de figuur van Jezus zelf.
Het Griekse woord voor vis is ichtus.
De afzonderlijke letters van dat woord zeggen in het Grieks wie Jezus is:
i van Iesous, Jezus; chi van Chrèstos, Christus, de Gezalfde;
thèta, t van Theos, God; upsilon, u van Uios, Mensenzoon, mens
en sigma, s, van Soter, redder.
De vis was in de eerste kerkgemeenschappen,
eerder dan het kruisteken, een symbool van Christus en van de christenen.
De leerlingen moeten niet alleen de woorden van Jezus verkondigen,
maar ook Jezus zelf als hét brood van leven, als hét levende brood.
Dat wil nogmaals zeggen
dat de woorden van Jezus niet alleen te beluisteren zijn,
maar ook te beleven, dat Jezus zelf niet alleen te beluisteren is
maar ook na te volgen in zijn radicale gehoorzaamheid aan de wil van God,
in het zich laten leiden door Gods geest.
Dat zal de kernboodschap zijn van de broodredevoering
die volgt in de komende zondagen.
Ik heb al eerder meerdere keren gezegd dat Jezus’ oproep tot het ware geloof
– geloof dat bekering inhoudt – eigenlijk geen succes kent.
Dat zal ook weer duidelijk worden op het einde van de broodredevoering.
Als Jezus duidelijk maakt waar het werkelijk op aankomt
beslissen veel van zijn leerlingen Hem niet meer te volgen.
Men is naar Jezus komen zien, men is naar Jezus komen luisteren,
men is begonnen met de navolging omwille van redenen
die niets met het geloof te maken hebben.
Zo hoorden we vandaag dat een grote menigte Jezus volgde
omwille van de tekenen die Hij aan de zieken deed,
omwille van de genezing van lijf en leden
en niet om de genezing van hart en ziel.
En als Jezus de menigte verzadigd heeft met brood
heeft Hij natuurlijk weer succes en wil men Hem zelfs tot koning uitroepen.
Maar Jezus is duidelijk niet op dat succes gesteld.
Hij wil niet bij de massa zijn die van Hem een koning wil maken.
Hij wil in stilte en eenzaamheid bij zijn Vader zijn
om in die stilte en eenzaamheid te horen wat de Vader van Hem wil
en wat mensen echt nodig hebben om te leven
en wat dus zijn zending in de wereld inhoudt.
Zo moeten ook wij hier samen zijn om bij Christus te zijn
en om in eenheid met Hem bij de Vader te zijn,
om woorden van leven te horen,
om kracht te ontvangen om ze te beleven in de dagen van de week die komt.
Men kan en mag beweren
dat men dat wezenlijke ook kan verpakken en presenteren
In wat aantrekkelijk is voor het oog en in wat het oor streelt.
Men kan begrijpen
dat ik eerder een tegenovergestelde beweging genegen ben:
al het uiterlijke en zintuiglijke loslaten
om de woordloze en beeldloze kern te vinden,
die zoals Felis Timmermans zegt ‘stil en eindeloos’ is.