Homilie voor de 3de zondag door het jaar A

26 januari 2020

Toen er een eind gemaakt werd aan de prediking van Johannes de Doper
heeft Jezus de fakkel van hem overgenomen.
Johannes riep de mensen op tot bekering en Jezus deed hetzelfde.
En als een einde werd gemaakt aan de prediking van Jezus,
hebben weer anderen Zijn prediking verder gezet.
Het waren mensen die Jezus daartoe geroepen had,
opdat alle mensen de oproep tot geloof en bekering zouden horen.
En dit geschiedt tot op de dag van vandaag en dat moet blijven gebeuren.
Binnen welke kerkelijke structuren
en met welke wijzen die verkondiging ook geschiedt,
de oproep tot geloof en bekering en de beleving van die oproep
is het doel dat we altijd voor ogen moeten houden.
Jezus had voor zijn verkondigingsactiviteit een thuisbasis, een pastorie..:
in Kafarnaüm, aan de oever van het meer van Galilea,
niet Nazaret, de plaats waar Hij was opgevoed en volwassen was geworden.
Tussen Nazaret en Kafarnaüm liggen een aantal gebeurtenissen
die van Jezus als het ware een ander mens gemaakt hebben,
waardoor Hij niet meer alleen de geliefde zoon van Jozef en Maria was,
maar vooral de geliefde Zoon van God:
het verlaten van Nazaret, zijn doopsel in de Jordaan, zijn verblijf in de woestijn.
Want ook voor Jezus gold,
dat al wie zich radicaal aan de zaak van God wil toewijden,
huis, thuis en familie dient te verlaten.
En omdat Jezus dat gedaan had
kon Hij anderen oproepen om alles achter te laten en Hem te volgen.
Zo ook kon Hij oproepen tot bekering, omdat Hij,
die eigenlijk geen bekering nodig had,
toch het doopsel van bekering had ontvangen
en omdat Hij in zijn verblijf in de woestijn
ook als mens ervaren had wat bekering inhoudt.
Bekering is weerstand bieden aan en verzet plegen tegen
de machten van het kwaad die zich in ons innerlijk bevinden.
Bekering is weerstand bieden aan en verzet plegen tegen
de angsten die ons gevangen houden en ons verlammen,
tegen de ik-gerichte drang naar bevrediging,
beveiliging, bevestiging en erkenning.
Zo kunnen we bevrijd van onszelf en zonder weerstand te bieden
ons laten gaan en ons laten leiden door de Geest van God,
die een Geest van liefde is en ons liefdevol maakt.


Dan kan die Geest ons een nieuw mens doen worden.
We zullen in de Kerk en als christenen niet in staat zijn
de bevrijdende oproep tot bekering te laten horen,
als we onszelf niet laten tot bekering brengen, als we niet herschapen worden.
Want zowel de oproep tot bekering als de oproep tot navolging
roept tot een nieuw leven waarin we moeten intreden.
In het oude bestaan blijven en zich bekeren en navolgen sluiten elkaar uit.
Petrus diende zijn netten te verlaten om achter Jezus te gaan.
De tollenaar Matteüs diende zijn tolhuis te verlaten.
Jezus had beiden mooie woorden over God, liefde en verbondenheid
kunnen geven en hen in hun oud bestaan kunnen laten.
Maar Jezus’ woord is geen leer, geen levensbeschouwing,
maar een woord dat het bestaan herschept.
Is het wel voldoende duidelijk te zien aan ons, christenen,
dat wij nieuwe en herschapen mensen zijn geworden,
die bezield leven, een andere bezieling dat deze van de wereld,
dan deze van ons angstige en zo bezorgde ik.
Jezus’ bevrijdende oproep tot bekering kan dus pas geloofwaardig klinken
uit de mond van hen die zich zelf bekeren
en zich door Gods geest en Zijn liefde laten herscheppen,
niet door hen die louter kritiek weten te leveren
op de gevestigde machten in Kerk en staat,
hetgeen zeker op enig succes en bijval kan rekenen.
Jezus’ verkondiging bevatte trouwens
weinig rechtstreekse kritiek op de overheid als zodanig.
Dat is een populair beeld dat gevoed wordt
door een eenzijdige lezing van zijn strafrede tot de farizeeën.
Maar Hij ondermijnde wel een religie en een vroomheid
waarbij ook de gewone man en vrouw in de straat zich goed voelde,
omdat men meende door het onderhouden
van bepaalde tradities en religieuze gewoonten religieus goed bezig te zijn,
tradities en gewoonten die echter geen uiting meer waren
van een waarachtige bekering.
Wij dienen te beseffen dat geloven en zich bekeren hand in hand gaan.
Op bekering komt het aan:
ons bewust laten leiden door Gods Geest
in het leven van iedere dag, in al ons doen en laten.

pr. Dirk