Homilie voor de vijfde zondag in de veertigdagentijd A

(Derde zondag in de corona-quarantaine-tijd 2020)

Lezingen:
Ezechiël 37, 12-14
Romeinen 8, 8-11
Johannes 11, 1-45

Ik ben de verrijzenis en het leven.
Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven
en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft Gij dit?
(Johannes 11, 25-26)

Liefde voor iemand openbaart zich in ons eerst als een verlangen,
het verlangen naar het leven, het geluk en welzijn van een ander,
het verlangen die ander nabij te zijn met dat verlangen
en de ander zorgend nabij te zijn, verantwoordelijkheid opnemen,
concrete zorg dragen voor dat leven, dat geluk en dat welzijn van die ander.
Door dat zorg dragen wordt leven gegeven, wordt tot leven gewekt.
En geen groter liefde kan iemand hebben dan deze,
die in die zorg, in dat leven geven zichzelf geeft, zijn leven geeft.
Leven geven en tot leven opwekken is een scheppende daad.
God maakt van de mens een levend wezen omdat Hij de mens leven geeft
en Hij doet dat - zo lezen we in het oudste scheppingsverhaal -
door aan de mens Zichzelf te geven, zijn Geest te geven, zijn Levensadem.
Als we elkaar liefhebben geven we die Geest van liefde aan elkaar door,
geven we levenen zijn we mede-scheppers.


Dat is de betekenis van ‘beeld en gelijkenis van God’ zijn.
We kunnen dat enkel zijn als we scheppend liefhebben.
In onze liefde voor elkaar, in onze zorg voor elkaar is Gods liefde,
is Gods scheppingsmacht aanwezig en ervaren we ook Gods aanwezigheid in ons.
Ubi caritas et amor, ibi Deus est.
Geen voorbede is dat…. Wel een geloofsbelijdenis.

De Paaswake, de belangrijkste viering van ons kerkelijk jaar,
zullen we niet samen kunnen vieren, zullen we dus daarom niet kunnen vieren!...
In de lange woorddienst van de Paaswake,
waaruit men – naast de evangelielezing - om voor allen ‘begrijpelijke’ redenen
maar twee of hooguit drie van de acht lezingen nemen,
wordt verhaald over dat leven gevend bezig zijn van God,
over zijn scheppen en redden en herscheppen.
Er wordt verhaald over de ‘wonderen’ en ‘tekenen’ van God,
zijn tot leven wekkende en leven gevende heilsdaden.
Wat wij als ‘mirakels van Jezus ’ aanduiden,
worden in de evangelies ook ‘wonderen en tekenen’ genoemd.
Zoals in het scheppingsverhaal – Er zij licht! (Gen 1) - schept Jezus er leven door een woord.
Zo ook in de drie zgn. ‘opwekkingsverhalen’:
de opwekking van het dochtertje van Jaïrus: Ik zeg je, sta op! (Mc 5,41);
de opwekking van de jongeling van Naïn: Ik zeg je, sta op! (Lc 7, 14);
en de opwekking van Lazarus: Lazarus, kom naar buiten! (Johannes 11, 43).
Het is zoals ieder scheppingswoord een gebiedend woord,
een goddelijk gebiedend woord, geen gebiedend woord van mensen.
Jezus’ woord is een goddelijk gebiedend en scheppend woord,
niet uitgesproken in “de naam van”, maar eigenmachtig.
Want Jezus is de Zoon van God, wezen-gelijk aan de Vader.
Dat betekent dat de Geest van Jezus, die van de Vader is,
dat de Vader in Hem is en Hij in de Vader is,
dat de wil van Jezus dezelfde is als die van de Vader,
dat Jezus wil doen en doet wat de Vader doet:
scheppen, liefhebben en leven geven.
Alleen wie dat in totale gelijkheid en eenheid met God kan,
mag eigenmachtig z’n scheppingswoord spreken.
En zo is er maar één! Christus zelf.
Wij hebben schroomvol te zeggen: “In de naam van de Vader….”

Jezus – in wie God op aarde verschijnt - geeft leven.
Dat is zowat de belangrijkste boodschap van het Johannesevangelie.
Met ‘leven geven’ wordt niet de “opwekking op de laatste dag” bedoeld.
Zo begreep de zus van Lazarus, Martha het echter wel.
Bedoeld wordt: een leven hier-en-nu,
in dit aardse lichamelijke leven deelnemen aan Gods leven.
En Gods ‘leven’ is een leven waaraan geen einde komt.
De dood, het einde van dit aards lichamelijke leven, is dus ‘niets’.
Men kan die mooie tekst, toegeschreven aan Augustinus,
niet in een uitvaartliturgie als lezing laten verschijnen zonder dat ‘geloof’:
Ween niet. De dood is niets, ik ben slechts aan de andere kant.
Ik ben mezelf, jij bent jezelf.
Wat we voor elkaar waren, zijn we nog altijd.
Ons aards lichamelijke leven – waaraan voor Lazarus ook een einde gekomen was –
is datgene waarin en waarmee en waardoor we deelnemen aan Gods leven.
In ons leven, in ons doen en laten hier-en-nu nemen we deel aan Gods scheppende liefde
en worden we hopelijk als christen meer en meer transparant
voor Gods onsterfelijk leven in ons, voor zijn Geest in ons, voor Christus in ons.
Dat kunnen we als ons ‘ik’ niet meer leeft, zoals Paulus verzucht…

Het leven, ook wel ‘eeuwig’ leven genoemd, is dus een leven van liefde,
een leven van volkomen vrede en vreugde,
bevrijd van alle onvolkomenheden, van alle beperkingen  van ons “ego”,
van onze angst en zelfzucht,
een leven waarin we zeker zijn van Gods liefde,
van de vergeving van al ons kwaad.

Dit leven wordt ons gegeven. We moeten het aannemen.
Het is in en door het geloof dat we het aannemen.
Niet het geloof dat door een wonder zou verwekt zijn,
maar het geloof dat zelf een wonder mogelijk maakt.
Het is het geloof in Jezus, die Gods leven gevend Woord is.
Ik ben de verrijzenis en het leven.
Het Johannesevangelie staat bol van die ‘Ik ben’-woorden,
woorden die ons doen denken aan de naam die God openbaart aan Mozes: ‘Ik ben’.
Geloven in Jezus is geloven in God.
Als Jezus gebrek aan geloof vaststelt, vervult dat gebrek hem met ergernis en toorn.

Maar hoe is deze waarheid, in dat verhaal van Lazarus uitgedrukt, nu te ervaren?
Deze vraag anders gesteld luidt: Wat is geloven in Jezus?
Het is zo’n vertrouwen hebben in Gods liefde,
in een leven waarin we van Hem niet gescheiden kunnen zijn
- en daarom ook niet van diegenen die we ‘in Gods naam’ liefhebben –
dat we rustig kunnen sterven aan ons ‘ik’,
dat we al onze angsten en zelfzucht kunnen loslaten,
zelfs onze gehechtheid aan dit leven hier-en-nu.
De boodschap van Pasen die we laten horen in de Paaswake,
die oorspronkelijk de nachtwake was waarin de catechumenen gedoopt werden,
is eigenlijk eenvoudig: Sterf en leef.
Het doopsel met water symboliseert het sterven.
De zalving met olie symboliseert het ontvangen van de Geest die leven doet.
Zo horen we in de eerste en tweede lezing van deze zondag:
Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen. (Ezechiël)
Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft.
(Paulus)

Ik droom er al lang luidop van dat er enkel en alleen nog gedoopt wordt in de Paastijd
zoals de twee andere initiatiesacramenten (eucharistie en vormsel) ook in de Paastijd
worden gegeven.
Waarom niet in de Paaswake?
pr. Dirk