Homilie voor de tweede zondag van de veertigdagentijd B 28 februari 202

Dit evangeliefragment bevat heel wat elementen
die elk op zich uitgangspunt kunnen zijn voor een uitgebreide beschouwing. Ik heb ze in de tekst hierboven in het vetjes gezet.
Op de betekenis van het geheel kan men geen zicht krijgen
als men het opzet, de bedoeling van het Mc-evangelie niet voor ogen houdt. Er is een aannemelijke hypothese die stelt,
dat het Marcusevangelie in Rome geschreven werd
om in zijn geheel voorgelezen te worden in de paasnacht,
als een laatste catechese voor de doopleerlingen, de zgn. ‘catechumenen’, die in de liturgie van de paasnacht het doopsel ontvingen.

In die catechese staan twee vragen voorop:
wie is Jezus en wat betekent het christen te zijn? Op die twee vragen wordt in dit evangeliefragment, het verhaal van de verheerlijking op de berg,
ook wel het verhaal van de ‘transfiguratie’ of ‘gedaanteverandering’ genaamd, een antwoord gegeven:
Jezus is de Welbeminde Zoon van God
en christen zijn is naar Hem luisteren.
Dat eerste hoorden we niet alleen in het relaas over het doopsel van Jezus:
Mc 1, 11 En er kwam een stem uit de hemel:
'Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen.',
maar ook in het begin van het evangelie:


Mc 1,1 Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God.
en op het einde ervan uit de mond van de Romeinse honderman:
Mc 15, 39De honderdman die tegenover Hem post had gevat
en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven, riep uit:
“Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.”.
Daarmee is er nog niets gezegd over de betekenis van de titel ‘Zoon van God’.
Naar Jezus luisteren is in ieder geval iets anders dan luisteren naar een interessante uiteenzetting of concert,
daarna de inhoud of de opvoering op een gezellig terrasje gaan bespreken
en dan weer overgaan naar de gewone orde van de dag, het ‘business as usual’. Luisteren kan hier als synoniem van ‘gehoor-zamen’ gelden,
doen wat Jezus vraagt: bekering, geloof en voor de (doop)leerling ook navolging. En wat navolging betekent wordt in het Mc-evangelie enkele verzen eerder klaar en duidelijk door Jezus geformuleerd:
Mc 8, 34 Nadat Hij behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen,
sprak Hij tot hen: “Wie mijn volgeling wil zijn,
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
35 Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.
Zeker geen ‘business as usual’, zeker meer dan een gezellige babbel,
hoe verbonden we ons ook daarbij met elkaar ‘goed’ voelen.

Voor de Joodse gelovige was en is geloven
een kwestie van ‘luisteren’ naar Gods woorden

en ze vol vertrouwen volbrengen, er aan gehoorzamen.
Abraham geldt als voorbeeld van de gelovige
omdat hij luisterde naar/gehoorzaamde aan de wil van God,
die Hem opdroeg zijn land, stam en familie te verlaten (Genesis 12,1) en hem later vroeg zijn zoon Isaak op een berg als offer op te dragen (Genesis 22, de eerste lezing van deze zondag).
Verder maakte God aan het volk zijn wil bekend bij monde van zijn profeten:
Mozes, die op de berg Gods stem mocht horen (Exodus 20 e.vv.)
en Elia, die op de berg Karmel de eer van de God van Israël hoog hield (1 Koningen 18,20 e.vv.) en daarmee duidelijk maakte dat er alleen naar die God te ‘luisteren’ viel
(en dat die God ook luistert naar hen die naar Hem ‘luisteren’).
Als Mozes en Elia naast Jezus verschijnen en zich met Hem onderhouden is ook dat meer dan een gezellig terrasbabbeltje.
Ze vertegenwoordigen de wil van God.
De weg naar ‘verheerlijking’ is gehoorzaamheid aan Gods wil.
‘Zoon van God’ zijn is doen wat God van je vraagt en daartoe de kracht ontvangen. Paulus neemt in zijn brief aan de Filippenzen een hymne uit de oudchristelijke liturgie op, waarin die weg naar verheerlijking in niet mis te verstane woorden bezongen wordt.
Ik stel me voor dat ook deze hymne misschien wel bij een doopliturgie hoorde:
Filippenzen 2, 8 Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis.
9 Daarom heeft God hem hoog verheven en Hem de naam verleend die boven alle namen is.

De verheerlijkte Zoon van God is de Godmens die totaal één is met God. Verheerlijking is één zijn met God.
De weg naar verheerlijking is dus ook de weg naar eenheid met God. Het is de weg van het geloof, de weg die de leerlingen te gaan hebben. Nogmaals: het is één worden met Gods wil, een wil die liefde is.
Want God wil niets anders dan het leven en het geluk van mensen.
En echt leven en een echt vredevol en vreugdevol bestaan is te vinden in eenheid met God.
De weg van de gelovige gehoorzaamheid houdt in
dat men zijn eigen menselijke wil, bepaald door angst en zelfzucht, loslaat en de oude mens, die zich daardoor laat leiden, laat afsterven.
Dat heet in de mond van Jezus: jezelf verloochenen, je leven verliezen. Dat was ook voor de doopleerlingen in Rome een moeilijk te slikken pil.
Maar Marcus maakt in zijn evangelie heel duidelijk dat Jezus ons op deze weg is voorgegaan.
Je laten dopen is te kennen geven dat je Jezus op deze weg wil navolgen.

Het doopsel met water is de eerste stap,
de zuivering, de ‘purificatio’, het loslaten, het verloochenen van het ik.
De zalving is de tweede stap, het ontvangen van Jezus’ ‘mentaliteit’, ‘gezindheid’, van zijn Geest, dus verlichting, ‘illuminatio’, het doopsel met Gods Geest.
Zoals Paulus noteert als inleiding bij de hymne in de Filippenzenbrief:
Filippenzen 2, 5 Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde.
De derde stap is dan, ontdaan van het ‘ik’ en gesterkt en verlicht door Gods Geest een leven leiden in eenheid met God, in eenheid met Christus,

een liefdevol, vredevol en vreugdevol leven.
Dat is de ‘communio’.
Deze drie stappen, die overeenkomen met de drie fasen in de christelijke mystieke opgang, komen ook overeen met de drie initiatiesacramenten: doopsel, vormsel en communie.
In de paasnacht werden ze alle drie aan de catechumenen gegeven.
Ze werden dan bekleed met de nieuwe mens Christus, ze werden aan Hem gelijk. Ze gingen dat nieuwe leven leiden.
Symbool daarvan was het doopkleed, een glanzend wit gewaad.
(Het is jammer dat bij vele doopsels het doopkleed niet meer aanwezig is. Eerste communicanten en vormelingen zouden witte kleren moeten dragen. Beter nog ware als ze een communiekleed of vormselkleed zouden dragen,
in de volksmond stomweg (!!) ‘paterskleed’ genoemd.
Mocht men ooit weer de symboliek daarvan snappen en … onderschrijven!
En mocht men ooit weer alleen dopen in de paastijd,
de tijd waarin normaal eerste communievieringen en vormselvieringen doorgaan.)

Waar mensen in eenheid met God leven, daar is het goed om te zijn.
Het is een herstel van de paradijselijke toestand, waarvan God zag dat het goed was.
Christen zijn is in je leven die paradijselijke toestand herbeleven
en je ook inzetten opdat de wereld een transformatie zou ondergaan en op aarde Gods wil zou geschieden.
Rabbi, het is goed dat we hier zijn.
Petrus drukt daarmee geen ‘goed terras-gevoel’ uit.
‘Goed’ draagt hier wel degelijk de betekenis van ‘zoals het hoort’,
beantwoordend aan Gods wil, één met God.
In onze lezing staat er dat Petrus niet goed de betekenis van zijn eigen woorden snapt, omdat hij – zoals ook de twee anderen - ‘verbluft’ is.
In de Griekse grondtekst staat echter te lezen dat ze ‘bevreesd’ zijn, een normale houding bij een Godsopenbaring in de Bijbel.
Matteüs plaatst in zijn versie dat bevreesd zijn bij het horen van Gods stem
en Lucas bij het overschaduwd worden door de wolk.
Die wolk verwijst naar de wolk die gedurende de woestijntocht  het volk begeleidde en neerdaalde op de tent van de samenkomst, waarin de Ark van het Verbond stond.
De wolk is het symbool van Gods aanwezigheid.
(Iemand of iets bewieroken is een wolk maken.
Dat ritueel maakt in onze liturgie duidelijk
dat die persoon of dat voorwerp Christus’ aanwezigheid bemiddelt, dat Christus er aanwezig is.
Meer en meer verschraalt ook op dat vlak de liturgie…)
In de Ark bevonden zich de stenen tafelen van het verbond, Gods woord.
God was door zijn ‘woord’ onder het volk aanwezig,
en zijn woord was in Mozes, Elia en is in Jezus. Petrus heeft dus geen campeersessie op het oog.
Hij wil drie tenten van samenkomst neerpoten voor drie ‘Arken’,
voor drie mensen waarin God in de wereld wil aanwezig zijn. Maar de boodschap is hier ook dat de leerling, de christen,

die met Christus afdaalt naar de wereld, een ‘Ark’ dient te zijn,
waarin en waarmee en waardoor God in de wereld aanwezig is.

Dit transfiguratieverhaal vormt in het Marcusevangelie een sublieme catechese in de catechese van het evangelie en bevat voor de luisterende doopleerling en voor ons elementen die ons duidelijk maken wie Jezus is,
maar vooral, wat het betekent christen te zijn, wat geloven is.
Het is niet een voor waar houden van waarheden en ook niet louter een beleven van waarden.
Het is in eenheid met Christus een ‘verheerlijkt’ leven leiden, ontdaan van het ‘ik’, van de oude mens.
Dat is het wat we vieren op het paasfeest en in de paastijd.

Santiago de Compostela

https://www.youtube.com/watch?v=fFHHAjgWdIM&ab_channel=ChoiroftheMonksofChevet ogne-Topic