Homilie voor de 7de paaszondag B zondag 16 mei 2021
Tweede Lezing: 1 Joh 4, 11-16
Dierbaren, als God ons zozeer heeft liefgehad moeten ook wij elkander liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven zoals Hij verblijft in ons, dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest. En wij, wij hebben gezien en wij getuigen dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de heiland van de wereld te zijn. Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God. Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft en wij geloven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem.
Evangelie: Joh 17, 11b-19
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: 'Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. Toen Ik bij hen was bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. Ik heb hun uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat omdat zij niet van de wereld zijn zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.'
De Graal…
‘opdat zij één mogen zijn zoals Wij’
Jezus, die van zijn leerlingen afscheid neemt,
bidt tot de Vader dat die leerlingen ‘één mogen zijn’ zoals Hij één is met de Vader. Deze bede om dat ‘één zijn’ wordt in Jo 17, 20 nog eens herhaald:
Niet voor hen [de leerlingen] alleen bid Ik, maar ook voor hen
die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U.
Het is voor ons geloofsleven wellicht goed
om even na te gaan wat met dat ‘één zijn’ bedoeld wordt.
De tweede lezing van deze zondag – hier de eerste – is daarbij een goede hulplijn.
Het moet in ieder geval om iets anders gaan dan over louter menselijke eenheid, verbondenheid en solidariteit.
Het gaat immers over ‘goddelijke eenheid’: zoals Wij – zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U. Maar dit betekent ook weer niet: een éénheid tussen twee godheden!
Het ‘één zijn zoals Wij’ is het totaal één zijn van God met de mens en de mens die totaal één is met God.
Zo’n ‘één zijn’ is er, als er in elk van de ‘éénheden’ geen ruimte voor een ‘ik’ meer is, maar alleen nog ‘de ander’.
We kunnen – net als op het feest van de Hemelvaart van de Heer – nogmaals Paulus citeren:
Ikzelf leef niet meer, Christus is het die leeft in mij. (Galaten 2, 20)
Daarmee geeft Paulus te kennen dat hij totaal ‘één is’ met Christus,
of om een johanneïsche term te gebruiken, dat hij ‘volkomen’ ‘één is’ met Christus. Wie dat ‘één zijn’ met Christus kent (=ervaart, beleeft),
kent ook de vrede en de vreugde van Christus, een volkomen vrede, een volkomen vreugde. Dat ‘één zijn’ van Jezus met God verstaan we dankzij Paulus’ verzuchting:
Ikzelf [Jezus van Nazaret] leef niet meer, God is het die leeft in mij.
Het klinkt allemaal vrij ‘mystiek’,
maar authentiek christelijk geloof heeft een flinke mystieke dimensie.
De ontkenning daarvan en de nadruk op ethisch gedrag, diaconie of vroomheid als enige domeinen van geloofsbeleving, heeft de christenen afgesloten
van een wezenlijke dimensie van het geloof,
die ook in veel bidden en beleving van liturgie ontbreekt.
Gelovig zijn is niet alleen te definiëren als datgene wat je als waarheid aanvaardt, noch uitsluitend als datgene wat je al of niet doet,
en misschien zeker al niet in hoe je bidt of ‘viert’,
maar ook – in ieder geval wat het christendom betreft – als wie je bent. Christen zijn is niet alleen ‘doen zoals Jezus’ – wat eigenlijk niet kan!! want ik leef nu eenmaal niet in het Israël van de eerste eeuw –
maar is ‘één zijn’ met de verheerlijkte, verrezen Christus, is dus ‘Christus zijn’, en daardoor – zoals Christus - niet meer van de wereld zijn,
maar in de wereld ‘goddelijk’ aanwezig zijn.
Dat is: zo aanwezig zijn waarbij er
van mijn angstig en zelfzuchtig ik niets meer te zien is, waardoor Gods liefde in ons volmaakt is geworden.
We weten: dat wordt als onmogelijk geacht.
Ook bij Paulus sloeg zijn verzuchting Ikzelf leef niet meer misschien op een ideaal. Dus leggen we ons met een gerust geweten bij die onmogelijkheid neer.
Maar voor wie gelooft is niets onmogelijk.
En Petrus riep uit: “Kom mijn ongeloof te hulp!”
Er was en er is nog steeds een verkondiging en een vroomheid in de Kerk die zich bij dat ongeloof neerlegt.
Menselijke eenheid, verbondenheid en solidariteit
ontstaan vaak vanuit een te verdedigen gemeenschappelijk belang, de strijd tegen een gemeenschappelijke vijand,
gezamenlijk verzet tegen een vorm van onrecht,
gezamenlijke inzet voor een bepaald doel of vanuit dezelfde interesse.
De verbondenheid en eenheid kan ook gefundeerd zijn door het behoren tot hetzelfde gezin, dezelfde familie. De verbondenheid van ‘bloed en bodem’.
Ook dezelfde ervaring kan mensen verbinden.
En tenslotte is er nog de emotionele verbondenheid.
Een aantal van deze vormen van eenheid en verbondenheid en solidariteit zijn zeker noodzakelijk en heilzaam en door God zelfs ‘geboden’,
maar hun wezen is veelal niet onvoorwaardelijk
omdat er precies geen goddelijke mystieke dimensie in verborgen is of, als er nog te veel ‘ik’ aanwezig is,
dat wel kan samenvallen met een ‘collectief ego’: ‘ik’ wordt ‘wij’.
Er is veel verbondenheid die ontstaat vanuit het verlangen om iets te verwerven en om iemand te zijn (als)
- een bepaald rechtvaardigheidsgevoel en zoeken naar identiteit –
maar niet geworteld is in de bewuste beleving van wie ik ten diepste ben en in de erkenning van wie de ander ten diepste is: Christus.
Misschien daarom houdt Benedictus in zijn regel voor:
Alle gasten die aankomen moet worden ontvangen als Christus zelf. De eerbied, het respect en de zorg voor de naaste is onvoorwaardelijk. Er is geen ‘ik’ meer dat voorwaarden of grenzen stelt.
De Geest van God – God zelf dus – heeft de plaats van het ‘ik’ ingenomen. De liefde die we elkaar verschuldigd zijn is Gods liefde.
Iedere naaste, iedere mens is een ‘gast’ in ons leven.
We dienen die te ontvangen zoals God ons ontvangt en liefheeft.
Franciscus van Assisi was doordrongen van het bewustzijn dat God zelf al het goede deed dat hij deed.
Hij beschouwde zichzelf slechts als instrument van Gods goedheid en liefde. In een andere mystieke traditie is dat: jezelf beschouwen als ‘de Graal’.
Mooi verwoord is dat in het zogenaamde gebed van de Graal:
Heer Jezus,
ik geef Je mijn handen om Jouw werk te doen, ik geef Je mijn voeten om Jouw weg te gaan, ik geef Je mijn ogen om te zien zoals Jij ziet,
ik geef Je mijn mond om Jouw woorden te spreken, ik geef Je mijn verstand zodat Jij in mij mag denken, ik geef Je mijn geest zodat Jij in mij mag bidden.
Maar bovenal geef ik Je mijn hart zodat Jij in mij de Vader en alle mensen en al het geschapene kunt liefhebben, ik geef mij helemaal aan Jou
zodat Jij kunt groeien in mij
en zodat Jij het bent, Heer Jezus, die in mij leeft en werkt en bidt.
Dit wordt ook het gebed van ‘toewijding’ genoemd.
Ook dit nog…
Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is
Jezus erkennen als de Zoon van God
is niet alleen een kwestie van een woord-belijdenis maar eigenlijk en vooral door Hem na te volgen.
Dat doen we door het beleven van de goddelijke liefde
en daartoe zijn we in staat als we ‘onszelf verloochenen’,
ons ego wegcijferen, hetgeen de betekenis van ons doopsel met (in) water is.
De goddelijke liefde beleven kunnen we omdat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest,
hetgeen de betekenis van de zalving na het doopsel met water, bij het vormsel en ook bij de priesterwijding.
En als wie die goddelijke liefde beleven, zijn we één met Christus,
zijn we zijn Lichaam, zijn we Hem, hetgeen we uitdrukken als we communiceren, de ‘communio’ het één zijn’ ontvangen.
https://www.youtube.com/watch?v=vgSOXxOyoLg&ab_channel=GraceVineyardKidsMusic Ik zie het onze vormelingen niet direct zingen en doen…
Het lijkt ons zo radicaal. We zouden misschien durven denken: ‘fundamentalistisch’. Ik hoor in ieder geval geen bommen ontploffen.