Homilie voor de 12de zondag door het jaar B 20 juni 2021
Homilie voor de 12de zondag door het jaar B 20 juni 2021
Op een dag, tegen het vallen van de avond..
De eigenlijke evangelietekst heeft het over ‘diezelfde dag’,
de dag namelijk waarop Jezus aan de hand van parabels over zaaien en groeiend zaad een boodschap van vertrouwen heeft meegegeven:
vertrouwen waarmee moet gezaaid worden; vertrouwen in de groei van het Rijk Gods; vertrouwen in God.
Het zaaien is mensen oproepen om te vertrouwen in God
en vanuit dat vertrouwen zich te bekeren tot een nieuw leven
waarin een aan Gods liefde beantwoordende ingesteldheid en levenshouding het overgenomen heeft van eigenliefde, van angst en zelfzucht.
Een oproep tot vertrouwen dat men wel degelijk zo’n leven kan leiden, dat het Rijk Gods in ons en daarom in de wereld groeien kan.
Het Rijk Gods groeit in ons.
De anonieme schrijfster van De Evangelische Parel,
een mystiek werk uit de 16de eeuw mijmert bij de eerste regel van het Onzevader: “Wat of wie zijn de hemelen waar U bent?
O Vader, dat zijn alle met rede begaafde schepselen, engelen en mensen.”
De Kerk is (zou moeten zijn…) de gemeenschap van mensen
die zich tot een nieuw leven in navolging van Christus bekeerd hebben
- zoals de leerlingen in de boot –
en in wie het Rijk Gods groeiende is (zou moeten groeien).
Van de Kerk is de boot met de leerlingen en Jezus in hun midden, altijd een symbool geweest.
Die boot vaart op de woelige wateren van de wereld, van de tijd.
Die boot vaart nu in een storm, die ze ten dele over zichzelf heeft afgeroepen.
En dit, omdat ze - toen ze in die woelige wateren van de wereld terechtkwam - altijd bedacht was op zelfbehoud
en rekende op de machten van die wereld om zich te handhaven. In plaats van zich tegen die machten te verzetten.
Ze is in volle storm omdat ze zich bij die machten heeft neergelegd en er van haar te weinig getuigende verkondiging is uitgegaan.
Het krediet dat de Kerk nu nog overhoudt
is gewoon op de rekening te brengen van het woord- en levensgetuigenis
van echte christenen, die laten zien wat een leven in navolging werkelijk betekent. Er kwam, zodra de Kerk een massakerk is geworden,
het onzalige onderscheid tussen de radicale evangelische eisen en de kerkelijke voorschriften en vroomheid
waarin van de radicaliteit van het evangelie niets meer te zien was.
Hoe dikwijls heb ik in deze context al niet verwezen naar wat wijlen Dom André Louf, de voormalige abt van de Catsberg, schreef in zijn magistrale
Inspelen op genade. Over God-zoeken in verband met geloofsoverdracht:
“In veel gevallen wordt alleen maar een systeem van geloofswaarheden aangebracht, louter op intellectueel vlak, terwijl op het vlak van het concrete handelen
enkele principes van christelijke wellevendheid bijgebracht worden.
Maar er wordt zelden gezocht hoe aansluiting te zoeken bij het echte geloof, hoe te luisteren naar de Geest in ons,
en hoe te leren leven en liefhebben vanuit dit luisteren.
Wanneer dan de tijd komt dat wij het geloof op onze beurt moeten doorgeven aan jongeren, zullen ook wij op dezelfde manier tekort schieten.
Want hij/zij die nooit op het spoor is gekomen van de God in zichzelf, omdat het hem/haar niet werd aangeleerd,
zal ook niet in staat zijn het als oudere aan zijn/haar eigen kinderen over te dragen.
Op zijn/haar beurt zal hij/zij een stel geloofswaarheden
samen met een plichtsgetrouwe onberispelijke levenswandel proberen door te geven, waarin het echte geloof echter amper tot haar recht komt.”
De voorschriften en de vroomheid werden voor allen verplicht
en de evangelische raden werden voorbehouden aan een selecte groep.
Voor de anderen was dat – zoals ook het zoeken naar mystieke eenheid met God – te hoog gegrepen, en zelfs een teken van spirituele hoogvaardigheid!
Vandaar dat we nu nog verontschuldigend horen: “We zijn maar gewone mensen...”
Terwijl het ook onze roeping is “volmaakt te zijn” zoals onze hemelse Vader volmaakt is. Waartoe dient anders de gave van de Geest?
‘Roeping’ bleek plots niet iets te zijn waarmee ieder christelijk leven begon. Het was enkel iets voor kloosterlingen en geestelijken.
Het leverde alleen maar een lauw christendom op, dat men nu uitspuwt.
Zo spreekt ‘Amen’, de getrouwe en waarachtige getuige, de oorsprong van de schepping Gods:
Ik ken uw daden: gij zijt noch koud noch heet. Waart gij maar koud of heet!
Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, daarom zal Ik u uitbraken uit mijn mond. (Openbaring 3, 14-16)
Voeg bij de aanpassing aan de wereld
het monddood maken van evangelie en mystiek, de strijd om zelfbehoud van het instituut,
het machtsmisbruik en de rijkdom binnen dit instituut
en het sexueel misbruik door de functionarissen van dat instituut. Het instituut vergaat en sleept het evangelie met zich mee.
Of toch niet?
‘Oversteken’ is wel degelijk Jezus volgen, navolgen, met Hem scheep gaan. Het is een oproep tot allen die gedoopt zijn, niet alleen het selecte groepje. Die leerlingen in het verhaal zijn wel de eerste geroepenen tot navolging, maar ze staan symbool voor ons, niet alleen voor paus en bisschoppen.
Maar de meeste ‘gedoopten’ maken zich niet langer druk over het vergaan van de boot.
“Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?” is een vraag die niet meer gesteld wordt. Het raak ‘hen’ immers niet.
Velen zijn uit de boot gestapt en zijn teruggeplooid
op een niet kerk-gebonden individuele geloofsbeleving.
Ieder gaat scheep met zijn of haar eigen Godsbeeld en Jezusbeeld. Maar wie blijft in de boot om de storm te verduren?
Zoals de dit jaar overleden Zwitserse priester en theoloog Hans Küng,
zelf verguist door het instituut om zijn niet-aflatende kritiek op het instituut. Dat hij ondanks zijn felle kritiek op Rome nooit uit het priesterschap is gezet, bewijst dat men in Rome wel sommige van zijn opvattingen veroordeelde, maar niet twijfelde aan zijn loyaliteit aan de Kerk of aan zijn priester-zijn.
Het gaat over de storm die niet zal bedaren
als we de zondige ballast van het verleden met de zondigen ongenadig en met veel omhaal van woorden overboord gooien.
Ook dat zou wel eens een manoeuvre van zelfbehoud kunnen wezen.
De storm zal bedaren als we Jezus in ons laten wakker worden, als we Hem navolgen in zijn opstaan: Hij stond op..
Maar dan ook navolgen in zijn sterven, in zijn ‘slapen’, in het verhaal een duidelijk teken van vertrouwen!!
Wat de bange leerlingen in de boot moeten leren is:
dat sterven, je leven verliezen, leven is, je leven winnen. Dus moet afgerekend worden met de angst om te sterven, met de angst om je ‘wereldse’ leven te verliezen.
Dat geldt mijn inzien ook voor het instituut Kerk:
geen angst meer voor verlies van aanzien, macht, succes,
voor verlies van zinvolheid in een wereld gericht op winst, aanzien, efficiëntie. Christenen dienen op te staan tot een nieuw leven in navolging.
Gedoopt in het woelige water van Gods liefde, waarin het ego vergaat, overgeleverd aan de sterke wind van Gods Geest.
Opnieuw het evangelie ernstig nemen
waardoor we uitgetild worden boven het niveau van voorschriften en vroomheid en onze zelfgekozen spiritualiteit.
Zelfs het onmogelijke zoals je vijanden liefhebben betrachten. Volmaakt zijn zoals onze hemelse Vader volmaakt is.
Nee, het is niet alleen voor enkelen.
En dan ook, worden als kinderen: https://www.youtube.com/watch?v=avVlfNLRSn8