Homilie voor de 18de zondag door het jaar B 1 augustus 2021
De roeping tot navolging is aan/in de Kerk (Petrus op de voorgrond) toevertrouwd.
(Caravaggio, De roeping van Matteüs, detail)
‘Eeuwig leven’ is in alle evangelies maar vooral in het Johannesevangelie
één van de meest belangrijke begrippen.
In het nachtelijk gesprek met Nicodemus vinden we daarover wellicht
het belangrijkste vers van het Johannesevangelie waarin we over dat ‘eeuwig leven’ horen:
3, 16 Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,
opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.
Er is hier sprake van God die ons liefheeft en daarom wil dat we eeuwig leven hebben.
En dat betekent: dat we deelnemen aan Gods leven en daardoor volkomen vrede en vreugde kennen.
Het is een leven waarin al datgene, wat vrede en vreugde in ons innerlijk maar ook in ons samenzijn met mensen onmogelijk maakt, verdwenen is,
een leven dus waarin angst en zelfzucht in onze geest en in ons hart onbestaande is. en waarbij onze geest en ons hart vervuld zijn van liefde.
Het bereiken van zo’n leven is niet gelegen
in het gehoorzamen aan menselijke wijsheid of wetten
- waanwijsheid zegt Paulus in de eerste lezing -
is niet gelegen in het naleven van levensbeschouwelijke dogma’s, maar is gelegen in de navolging van een door God gezonden mens, de mens die de weg van totale zelfontlediging is gegaan.
Om deel te nemen aan het eeuwig leven, aan het Rijk Gods, dienen we Jezus na te volgen op die weg van zelfontlediging:
loslaten van angst en zelfzucht, ons laten vervullen door Gods liefde. Dat is het wat Jezus bedoelt met ‘in Hem geloven’, ‘tot Hem komen’, zijn woorden horen en ze volbrengen en ‘Hem eten’.
Want Hij is het Woord van eeuwig leven, Hij is het Brood van eeuwig leven.
Navolging is in eenheid met Christus leven, in ‘communio’.
Daarom is het van belang dat we zoiets kennen
als ‘woordcommunie’, waarin we onze eenheid met Christus voeden en beleven door naar Hem te luisteren,
alsook ‘broodcommunie’, waarin we onze eenheid met Christus uitdrukken en voeden op een sacramentele wijze.
Deze brood- en woordcommunie maken deel uit van het biddende deel van ons geloofsleven,
van de contemplatieve dimensie van ons geloofsleven, even wezenlijk als de diaconale dimensie,
waarin we ons toeleggen op liefdevol aanwezig zijn bij medemensen, op dienstbaar nabij zijn van medemensen,
vooral diegenen waarover gezongen wordt
als over ‘kleine mensen’ waarvoor God bereikbaar is.
En ook in ons aandachtig liefdevol en dienstbaar met mensen samenzijn voeden en beleven we onze eenheid, onze ‘communio’ met Christus.
De navolging van Christus, ons geloofsleven bevat dus
een sociaal diaconale dimensie én een contemplatieve dimensie. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het ontbreken van één van beide maakt de navolging incompleet.
Maar er is een derde dimensie.
Geloven doe je niet alleen, navolging van Christus is een gemeenschappelijk gebeuren. In deze tijd van groeiend individualisme, van een ontembare drang naar autonomie, van weerzin van alles wat ‘instituut’ en ‘organisatie’ is,
dreigt de gemeenschapsdimensie van het geloof zoals de grote gletsjers af te smelten en af te kalven.
En waar mensen dan toch de nood voelen aan verbondenheid met anderen, zoeken zij die verbondenheid in kleine kring
waarin tegemoet gekomen wordt aan eigen voorkeuren en gewoonten. Dat heet dan ‘je er thuis voelen’ en ‘er jezelf kunnen zijn’.
Meestal wordt daar de navolging echter losgelaten,
want de blik wordt niet meer gericht op de na te volgen Christus maar op de in kleine kring bevestigde persoonlijkheid en eigenheid. En dat geldt ook voor het geloofsleven en de spiritualiteit,
daar waar men de grote gemeenschap loslaat en zich om welke reden dan ook terugplooit op een individuele vorm van spiritualiteit
of op een in kleine kring beleefde vorm van kerk-zijn waarin het ik meer tot zijn recht komt.
Ook de coronapandemie en de daardoor uitgevaardigde maatregelen hebben de gemeenschapsdimensie van het geloofsleven geen deugd gedaan. Ik begrijp dat men zich via streaming of tv ‘verbonden’ kan ‘voelen’
maar ik heb moeite om dat te erkennen als een echte gemeenschapservaring.
Tientallen vriendschapsrelaties op Facebook
verdwijnen in het niets in vergelijking met een ware ontmoeting.
En wat de liturgie van de eucharistieviering betreft
gaat het weliswaar wezenlijk over de verbondenheid en eenheid met Christus’, maar de beleving daarvan kan niet werkelijk beleefd worden
in een door het ik gekozen gemeenschap,
maar in een woord- en broodcommunio van een gemeenschap waartoe men geroepen wordt.
Jo 15, 6 Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u
en Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen, die blijvend mogen zijn.
Men wordt ook tot de navolging geroepen.
Men kiest er niet voor. Christus kiest en roept ons. Wel moet men ervoor kiezen op de roeping in te gaan. Maar de roeping gaat van Christus uit.
Die roeping heeft Christus aan de kerkgemeenschap toevertrouwd
zoals Hij het delen van woord en brood, de ‘woord- en broodcommunio’ ook aan de leerlingen – de Kerk – toevertrouwde.
https://www.youtube.com/watch?v=uG0TO7cxpoE&ab_channel=SBeckerHymns