Homilie voor de eerste zondag van de advent C 28 november 2021
In dit nieuw kerkelijk en liturgisch jaar,
waarin de evangelielezingen genomen worden uit het Lucasevangelie, horen we bij de aanvang van de advent een niet mis te verstane oproep,
om in moeilijke tijden een andere houding aan te nemen dan de meeste mensen. Moeilijke tijden kunnen er komen door allerlei redenen:
oorlog, natuurrampen, economische crisis of ook zoals nu, een epidemie of een wereldwijde pandemie.
Moeilijke tijden kunnen ook voorkomen in ons familiaal of persoonlijk leven en ook hier kunnen die tijden door vele zaken veroorzaakt worden:
ongeval, ziekte, sterven, onenigheid, scheiding, verlies van werk, faillissement. En het hoeft jullie niet gezegd te worden: ook de Kerk beleeft moeilijke tijden.
Als we het hebben over het aannemen van een andere houding, dan denk ik aan de pestepidemieën in het Romeinse Rijk.
De meeste mensen vluchtten weg uit de steden, lieten zieken en stervenden zonder zorg achter en de doden kregen geen waardige uitvaart.
Christenen bleven in de steden om zieken te verzorgen,
stervenden bij te staan en doden te begraven. Ze waren dag en nacht in de weer.
Recentelijk werden verslaggevingen daarover van christelijke schrijvers door archeologische ontdekkingen bevestigd.
Vele christenen werden ziek en stierven ook.
Tegenover de houding van angst en het besterven van schrik plaatsten de christenen moedige hulp en dienstbetoon.
Tegenover een houding van moedeloosheid
en zich laten gaan in dronkenschap en feesten ‘nu het nog kan’ plaatsen de christenen waakzaamheid voor hun naaste en gebed.
Het is zeer inspirerend voor deze tijd
waarin de roep naar vrijheid voor het individu luidt weerklinkt, waarin individualisme de hoofdtoon van de cultuur is
en het sociale weefsel steeds verder aangetast wordt.
We worden opgeroepen tot verantwoordelijkheid, solidariteit en het creatief zoeken naar vormen van verbondenheid.
Het gebed, toegeschreven aan Franciscus van Assisi, schets bondig een reeks andere houdingen in moeilijke tijden.
Het gebed heeft het over liefde brengen waar haat is, eenheid waar verdeeldheid heerst,
hoop geven waar gewanhoopt wordt, geloof waar mensen twijfelen,
licht brengen waar het duister is
en vreugde waar mensen bedroefd zijn.
Het gebed vraagt de Heer om hulp om ook in moeilijke tijden
niet zoeken om zelf gelukkig te zijn maar anderen gelukkig te maken, niet zoeken begrepen te worden maar anderen te begrijpen,
niet zoeken getroost te worden maar anderen te troosten, niet zoeken bemind te worden maar anderen te beminnen.
Die andere houding kan niet anders
dan het gevolg zijn van een andere ingesteldheid. Tegenover de angst en de drang naar zelfbehoud staat vertrouwen en daarom bereidheid tot zelfgave.
Tegenover egoïsme en de drang naar bevrediging
staat solidariteit en daarom bereidheid tot versobering.
Maar ook tegenover een emotie als verdriet en de drang tot zelfbeklag staat de hoop en daarom bereidheid tot herontdekken van levensvreugde.
Die andere ingesteldheid leidt ook tot een ander denken
over onszelf, onze medemensen en de gebeurtenissen van het leven. De dood is niet het einde.
Afwezigheid is niet hetzelfde als niet bestaan en niet zijn.
De boosheid van een ander is niet noodzakelijk gebrek aan liefde.
De ingesteldheid die ons tot een andere houding en een ander denken brengt is die van vertrouwen, geloof, hoop en liefde en groeit
vanuit het bewust worden en zijn van Gods nabijheid in alle omstandigheden van ons leven. Dat bewust worden is niet altijd het gevolg van een ervaring van nabijheid,
maar van een heel diep weten van binnen,
een besef dat leidt naar geloof zonder gezien te hebben, zonder ervaren te hebben.
Die ingesteldheid noemt paus Franciscus de ‘contemplatieve ingesteldheid’.
Het is de ingesteldheid waarmee we ons iedere dag bewust worden van het feit dat de Geest van Christus, dat de verrezen Heer,
dat God zelf dus met zijn kracht in ons aanwezig is,
dat we dragers zijn van zijn nabijheid en aanwezigheid in de wereld en dat die Geest ons tot echte mensen maakt, echt doet leven,
ons uittilt boven ons angstige en zelfzuchtige ik, ons een nieuw leven laat leiden.
Het wakker waakzaam zijn en het gebed waartoe Jezus ons oproept
is het verstillen en stil worden om ons van die aanwezigheid bewust te worden en zo te groeien in vertrouwen, in geloof, hoop en liefde.
Het heeft dus niets van doen met angstig en paniekerig bidden en smeken, bidden dat onze geest al evenzeer afstompt als alle vormen van verslaving, zeker de verslaving aan een ongebreideld consumeren en genieten.
De advent is dé tijd om te groeien in dat waakzaam zijn en bidden,
om te groeien in vertrouwen, en daarom en vooral in liefde en solidariteit. https://www.youtube.com/watch?v=XoHyklpkUlM&ab_channel=MiddelburgsKamerkoor