Homilie voor de 4 zondag van de advent C 2021




De bergen sprongen als rammen, als lammeren de heuvelenrij.
Wat was er bergen, dat ge opsprong als rammen, als lammeren gij heuvelenrij? (Psalm 114)

Opnieuw krijgen we op deze vierde adventszondag een evangelielezing, die perfect aansluit bij de grondtoon van ons pastoraal werkjaar:
‘De Vreugde van het Evangelie’.
De vreugde, waarvan sprake in het verhaal
van het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth,
is niet alleen deze van een vreugdevolle ontmoeting tussen twee mensen, maar heeft een diepere reden die met geloof te maken heeft.
Geloof en vreugde zijn dé twee thema’s van dit zondagsevangelie.
Paulus schrijft aan de Romeinen dat het Rijk Gods
een leven en samenleven is gekenmerkt door vrede en vreugde.
Diepe innerlijke en volkomen vrede en vreugde
is hetgeen de mens ervaart als zij of hij in eenheid met God leeft.
Vreugde en geloof gaan hand in hand
en het geloof stelt mensen in staat zelfs te lachen ‘door tranen heen’. Gelovige mensen zijn vreugdevolle mensen.
Als gelovige vreugdevol voor de dag treden is een schitterende vorm van getuigenis,
tenminste als het gaat om echte innerlijke vreugde, die uitgestraald wordt, en niet om een blij gezicht opzetten.

Dat is een verkooptechniek. Aangenaam maar meestal onecht.

Vreugde uit zich in de ijver, in de spoed, in de ‘gejaagdheid’ waarmee Maria zich naar het bergland van Juda haast.
Het is alsof ze niet kan wachten om haar nicht Elisabeth te zien, te ontmoeten. Waarom zo’n haast?
De reden is niet dat ze haar zwangere nicht
wil helpen in het huishouden of bij de bevalling. Maria wil zien wat de engel haar meedeelde:
Weet, dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante,
in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand. Want voor God is niets onmogelijk.
Ze wil haar zwangere nicht niet zien om te controleren of dat waar is en om pas te geloven als ze Elisabeth gezien heeft.
Haar haast is niet veroorzaakt door twijfel of nieuwsgierigheid, maar door grote vreugde die in geloof haar oorsprong vindt.
Denk ook maar aan de parabel van de barmhartige vader
en de haast waarmee de hij zijn thuiskomende jongste zoon tegemoet snelt. Er is dus bij Maria de zekerheid van het geloof in de goddelijke belofte,
in het goddelijke gebeuren.


Nieuwsgierigheid en twijfel maken diepe vreugde onmogelijk. Daarnaast deelt Maria ook wel in de vreugde van Elisabeth. Ook die gedeelde vreugde wil ze opnieuw delen en uiten.
Diepe vreugde deelt men en uit men.
Het is een kenmerk van liefde, van ware vriendschap ook.

Vreugde en geloof is er ook bij Elisabeth.
Zeker en vast omdat ze haar nichtje ontmoet en mag begroeten. En ook omdat ze haar vreugde om haar zwangerschap mag delen. en zelf deelt in de vreugde van Maria.
Maar er is bij haar ook vreugde
omdat ze de zekerheid heeft van het geloof dat het kind in de schoot van Maria de Heer is
zoals aan haar en haar man Zacharias werd meegedeeld
bij de aankondiging van de geboorte van haar kind, Johannes de Doper:
Vele zonen van Israël zal hij terugbrengen tot de Heer, hun God. Hij zal voor Hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia.
Er is vreugde bij Elisabeth omwille van het goddelijke dat in Maria aanwezig is.
Zo kan er ook bij ons diepe vreugde zijn
als we het goddelijke in de ander mogen zien en dit omdat de ander dat goddelijke uitstraalt of omdat we gewoon geloven dat ieder mens
drager is van het goddelijke tot ons tot mens maakt.
Iemand vreugdevol ontmoeten is altijd
ofwel uiting van liefde of vriendschap, ofwel uiting van geloof.

Vreugde en geloof zijn ook aanwezig bij het kind in de schoot van Elisabeth,

bij de nog niet geboren Johannes de Doper.
Het bewegen van de foetus wordt beschreven als ‘opspringen van vreugde’. Maar letterlijk staat er: opspringen in gejubel.
In de Bijbel heeft ‘gejubel’ altijd te maken met vreugde
omwille van Gods reddende nabijheid, omwille van Gods aanwezigheid. Voor Elisabeth is dit gewaarworden dus een bevestiging van haar geloof, dat het kind in de schoot van Maria de Heer is, de reddende Messias.
Voor het ‘opspringen’ staat er een werkwoord dat gewoonlijk gebruikt wordt voor opspringende lammeren en huisdieren,
iets waarin wij mensen een teken van vreugde zien. Zo staat in Psalm 114:
De bergen sprongen als rammen, als lammeren de heuvelenrij.
Wat was er bergen, dat ge opsprong als rammen, als lammeren gij heuvelenrij?
We lezen in die psalm dat de reden van die vreugde de redding uit Egypte is en de aanwezigheid van de Heer bij zijn volk in de woestijn.
Vreugde dus omwille van het geloof.
Vreugde omwille van het besef van de aanwezigheid van God in ons leven. Soms een aanwezigheid die we ervaren, of denken te ervaren.
Soms een aanwezigheid waarin we geloven ‘zonder te zien’…

Ons evangelieverhaal eindigt met de eerste zaligspreking in het evangelie van Lucas. Maria wordt ‘zalig’ geheten omdat ze gelooft.
Haar geluk is gelegen is het besef dat God aanwezig en nabij is en dat wat in haar leeft die aanwezige God is.
Ook voor ons is geloven het besef
dat we God in ons dragen, als een genade, als een kracht, om waarachtig mens te zijn: liefdevol, vredevol, vreugdevol.
Geloof en vreugde kunnen natuurlijk niet van buitenaf opgelegd worden. Toch klinkt in Bijbelse adventsteksten heel vaak de oproep:
Wees blij! Breek uit in gejubel! Wees verheugd.
Maria kreeg deze oproep eveneens te horen als begroeting:
Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u!'
In Jezus’ tijd begroeten de mensen elkaar meestal met een vredewens of met de oproep om verheugd te zijn.
Daarnaast vinden we heel dikwijls een andere oproep: ‘Wees niet bang!’
Ik heb het al vaker gezegd en ik herhaal het:
angst is het tegendeel van vreugde,
van geloof dat aan de oorsprong van diepe vreugde ligt.
Angst maakt een echte ontmoeting en verbondenheid tussen mensen en eenheid met God onmogelijk.
Het geloof in Gods aanwezigheid in ons kan ons van deze angst bevrijden
en maken tot liefdevolle, vredevolle en vreugdevolle mensen.

https://www.youtube.com/watch?v=2Zj5oMYyqvM&ab_channel=BeStill- JasonSilverSingsScripture