Homilie voor de 18de zondag door het jaar C 31 juli 2022

Homilie voor de 18de zondag door het jaar C 31 juli 2022


Wabi: rijkdom…

Jezus veroordeelde nergens rijkdom op zich.
Voor Hem is er wel een probleem gelegen in de houding tegenover bezit, in het omgaan met bezit en in het denken over bezit.
Hoe onze houding tegenover en ons denken over bezit als christen dient te zijn
is vrij eenvoudig en met twee woorden aan te duiden: niet bezitterig, niet egoïstisch. De Libanese dichter Kahlil Gibran schreef ooit deze beroemde verzen:
Je kinderen zijn je kinderen niet.


Zij zijn de zonen en dochters van 's levens hunkering naar zichzelf. Zij komen door je, maar zijn niet van je,
en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Kinderen zijn aan onze zorg en liefde toevertrouwd. Franciscus van Assisi legde de nadruk op het feit

dat onze goede daden onze daden niet zijn.
Het is God die met en door en in ons goede daden verricht
en wij hoeven voor die goede daden geen eer en aanzien proberen te verwerven. Hij dacht daarbij ongetwijfeld aan de eerste vers van Psalm 115:
Niet om ons, Heer, niet om ons,
maar om uw goedheid en om uw trouw, laat het wezen de eer van uw naam.
Ook de aarde is ons bezit niet.
Het Indianenstamhoofd Seattle sprak:
Dit weten wij: de aarde behoort niet aan de blanke, de blanke behoort aan de aarde.
Maar toch behandelt hij zijn moeder, de aarde, en zijn broeder, de lucht, als koopwaar,
die hij kan uitbuiten en weer verkopen
als schapen, brood of goedkope bonte kralen. Zijn vraatzucht zal de rijke aarde kaal vreten en slechts een woestenij achterlaten.
En laten we even een belangrijk fragment uit een conciliedocument lezen:
God heeft de aarde met alles, wat ze bevat,
bestemd voor het gebruik van alle mensen en volken,
zodat de goederen van de schepping op billijke wijze ten goede moeten komen aan allen volgens de regels van de rechtvaardigheid, verbonden met de liefde. (…)
Daarom moet de mens, bij het gebruiken van de stoffelijke dingen, die hij wettig bezit, deze niet beschouwen als zijn privé-bezit, maar ook als gemeenschappelijk eigendom, in deze zin, dat ze niet alleen hem, maar ook anderen voordeel moeten opleveren.
Dus: uw bezit is uw bezit niet, ook al is het uw wettig bezit. Het zijn goederen die u zijn toevertrouwd,
ook al zeg je: Ik heb ervoor gewerkt, ik heb ze gekocht.
Rechtvaardig omgaan met bezit in Gods ogen
is de sociale dimensie van bezit erkennen, er sociaal mee omgaan, is delen met medemensen of minsten tevreden leren zijn
met wat we echt nodig hebben om een menswaardig leven te leiden. Een leven leiden van eenvoud en soberheid.
Vervolgens: eenvoudige wijsheid en gezond menselijk verstand leren ons dat bezit noch onze gezondheid, noch ons leven veilig kan stellen.
In Psalm 49 lezen we:
Er zijn er die vertrouwen op hun machtig bezit, op hun overvloed zich laten voorstaan.
Maar weet: geen mens koopt daarmee zich vrij van de dood.
De mens blijft in zijn rijkdom niet wonen: als een stom beest komt hij aan zijn eind. Wees niet bang wanneer iemand zo rijk is en zijn huis in gewichtigheid toeneemt. Want hij neemt niets daarvan mee bij zijn sterven.
Rekenen op bezit als levensverzekering naar de toekomst wordt door Jezus dus eigenlijk afgewezen.
Men dient te leren leven in het nu-moment:
nu leven en nu ook genieten, liefst samen met anderen. In het boek Prediker lezen we:

Eet daarom je brood met vreugde
en drink je wijn met een opgewekt hart. Dat heeft bij voorbaat Gods zegen.
Maar evenzeer klinkt bij de profeet Jesaja de oproep:
Deel uw brood met wie honger heeft.
Een evangelische houding tegenover bezit is:
onbevreesd genieten en delen, onbevreesd delen en genieten.
Een evangelische houding tegenover bezit
laat zich ook uitdrukken in het Japanse begrip ‘wabi’:
soberheid en eenvoud, oog voor de essentie van dingen en de essentie van het leven.
Een gezonde omgang met bezit
vertrekt daarom uit een gezond geloofsleven en een gezonde spiritualiteit.

https://www.youtube.com/watch?v=JDTp_YQizqE&ab_channel=KasumiWatanabe