Homilie voor de 27ste zondag 2022
Franciscuszondag
Franciscus en de kus aan de melaatse:
omdat het ‘moest’….
Nederigheid staat in het Oude en Nieuwe Testament,
in het onderricht en in het leven van Jezus van Nazaret en van Franciscus van Assisi hoog in het vaandel.
Maar wat wordt nu met nederigheid bedoeld?
Het is in ieder geval een eigenschap van de levenshouding van de christen.
In de eerste redactie van zijn regel van 1221 schrijft Franciscus
dat zijn volgelingen niet moeten roemen of zich verheugen over zichzelf, dat ze niet prat dienen te gaan op goede woorden en daden,
en ze dienen te beseffen dat het wel degelijk God is
die in en door hen ieder goed ding doet, zegt of bewerkt.
Met aandrang vraagt hij hen uit te kijken voor alle hoogmoed en zelfverheerlijking
en niet te verlangen naar vroomheid en heiligheid die naar buiten zichtbaar zijn voor de mensen.
Kortom: de nederige zoekt zich niet te bewijzen,
zoekt geen waardering en bevestiging van mensen, rekent daar niet op.
In de evangelielezing van deze zondag doet Jezus daar nog een schepje bovenop. Reken ook niet op dankbaarheid.
Het goede dat je doet, dien je te doen omdat je weet dat je het eigenlijk moet doen, omdat het je plicht is.
Je doet het goede, je zet je in en neemt verantwoordelijkheid op met de ingesteldheid van een knecht, maar niet verknecht!
In de oorspronkelijke Griekse tekst van het evangelie staat ‘slaaf’.
Nederigheid heeft te maken met radicale dienstbaarheid, de dienstbaarheid van een slaaf: niet omdat ik het wil, niet omdat ik er mij goed bij voel,
niet omdat ik het zinvol vind, niet omdat ik er eer mee zal behalen, niet omdat ik dan op loon of dank of erkenning mag rekenen.
Het klinkt ontzettend radicaal! Bijna onmenselijk. Inderdaad. Dit soort dienstbaarheid is niet menselijk, maar goddelijk.
Alleen God is in staat lief te hebben en dienstbaar te zijn zonder ook maar de minste zelfbetrokkenheid.
Daarom zegt Franciscus tot God in een zegenspreuk:
“U bent de nederigheid”.
De nederigheid, die God is, is zichtbaar in Jezus. Tot de apostel Filippus zegt Jezus:
Wie Mij ziet, ziet de Vader. (Jo 14, 9)
Wie zien de leerlingen, wie zien wij, als we naar Jezus kijken?
We zien iemand die zich vernedert en als een slaaf de voeten van de leerlingen wast. Wie zien een man die sterft aan het kruis, de totale vernedering door de slavendood.
De nederigheid die God is en in Jezus zichtbaar werd staat beschreven in een hymne
die Paulus noteert in zijn brief aan de Filippenzen:
Hij die bestond in goddelijke majesteit
heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God:
Hij heeft zich van zichzelf ontdaan
en het bestaan van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden.
En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd,
Hij werd gehoorzaam tot de dood, tot de dood aan een kruis. (2, 6-8)
Als de apostelen dan vragen: Geef ons meer geloof,
dan vragen ze niet naar meer kennis, meer weten, meer wonderkracht,
maar naar meer vertrouwen waardoor ze een andere levenshouding kunnen aannemen, een levenshouding gekenmerkt door nederigheid,
dus door een radicale dienstbaarheid, een radicale liefde en zorg voor medemensen, maar ook gekenmerkt door het aanvaarden van elke vorm van vernedering.
Dat geloof, dat vertrouwen aanvaardt ziekte,
ongeval, ongeluk, handicap, leed, kwetsuur en krenking,
en gaat door de pijn heen naar de ruimte, de plek in ons, waar God zelf in ons woont. Daar zijn we vrij van de macht van de mensen, zijn we gaaf en heel.
Daar is – zo zegt Franciscus in zijn Wijsheidsspreuken – geen kwaadheid en geen opwinding.
Daar in de diepte van je ziel ben je helemaal gezond, helemaal in harmonie met jezelf. En op die plek ben je oorspronkelijk en authentiek.
Alle beelden die andere mensen jou hebben opgelegd, verdwijnen. De beelden waarin jij jezelf geringschat verdwijnen,
maar ook de beelden waarin jij jezelf overschat. Je bent eenvoudigweg helemaal jezelf,
je staat boven alles wat sterk en alles wat zwak is in jou,
je bent verheven boven geluk en ongeluk, boven gezondheid en ziekte. Op die plek ben je zuiver en helder.
Daar hebben ook schuldgevoelens geen toegang, ook niet je zelfbeschuldigingen, waarmee jij jezelf de schuld aan al het onheil in de schoenen schuift.
En op die plek gaat het niet om de vraag wie schuldig was: jijzelf of andere mensen. Het is zoals het is. Je geniet van alles wat helder, onschuldig en zuiver is in jou.
Daar, in die ruimte van innerlijke helderheid en zuiverheid, ontdek jij je ware identiteit. Alles wat uiterlijk, alles wat stukgebroken, alles wat mislukt is,
kan jou die innerlijke identiteit niet ontnemen.
Het zuivere en onvervalste beeld dat God zich van jou heeft gemaakt, begint op die plek in zijn oorspronkelijke glans te stralen,
ondanks alles wat somber en donker is geworden in je leven.
En op die plek, waar het geheim van de onbegrijpelijke God in jou woont, kun jij thuis zijn bij jezelf. Ondanks alle pijnen, die misschien chronisch geworden zijn,
kun jij op de bodem van je ziel geborgenheid ervaren. (Anselm Grün)
https://www.youtube.com/watch?v=r6U8O_WnPZY&ab_channel=DavidAslesen