Homilie voor het feest van het Doopsel van Christus


10 januari 2016

De lezingen van het feest van het Doopsel van Christus geven ons de gelegenheid
de betekenis van ons eigen doopsel in herinnering te brengen,
eigenlijk van de twee doopsels die we bij het doopsel ontvangen:
het doopsel van Johannes, het doopsel met water
en het doopsel van Christus, het doopsel met vuur en met Geest.
Het doopsel is de intrede in het christen zijn, in het christelijk leven.
Het is het begin van een gelovig leven.
Maar het is geen eenmalig gebeuren.
Zoals ook bekering geen eenmalig gebeuren is.
Christen zijn, geloven is een kwestie van iedere dag herbeginnen.
We mogen eigenlijk de zondagsviering beleven als een wekelijks plechtig herbeginnen
waarbij we – eigen vanzelfsprekend – beginnen met het vragen om vergeving,
hetgeen tevens vragen is om de genade van een nieuw begin.
Laat me nogmaals benadrukken dat geloven leven is,
leven in eenheid met Christus, het leven van Christus leiden,
een leven getekend door liefde, gegevenheid aan God en aan mensen.
Het doopsel maakt ons voor zo’n leven klaar, rust ons daartoe uit.
We ontvangen er immers daartoe de zgn. doopgenade,
hetgeen niet minder is dan de gave van de Geest, de Geest van God,
de Geest die Jezus bezielde.
Als we ons voor die Geest openstellen, dan zal die Geest ons bezielen,
ons doen leven in eenheid met Christus, en zo in eenheid met God.
We kunnen dan een liefdevol, vredevol en vreugdevol leven leiden.
Het ontvangen van die Geest is het doopsel met de heilige Geest en met vuur
waarover Johannes de Doper het heeft.
Daarover schreef Paulus aan Titus:
Hij heeft de Geest overvloedig over ons uitgestort door Christus onze Heiland.
In het christendom, maar ook in andere religieuze tradities,
wordt deze uitstorting, deze gave van de Geest ook aangeduid met de term ‘verlichting’.
Het teken van de gave van de Geest is de zalving met chrisma in het doopsel.
Het is dat teken dat herhaald wordt in het vormsel
waarbij jongeren zelf bewust zouden moeten kiezen om christen te worden.
Voor die Geest moet er in ons openheid, ruimte zijn.
Er moet ruimte gemaakt worden.
We moeten leeg worden van onszelf.
Dat is de betekenis van de woorden ‘zelfontlediging’ en ‘zelfverloochening’.
Een woord als ‘zuivering’ duidt hetzelfde gebeuren aan.
Onze geest, onze mentaliteit van angst voor onszelf en zelfzucht
moet plaatsmaken en verdwijnen.
Dit wordt ook nog met sterkere symbooltaal uitgedrukt:
ons ‘ik’ moet sterven.
Het doopsel met water in het doopsel is daarvan het teken
Deze innerlijke dood is geen kwestie van uiterlijke boetedoening
maar in de eerste plaats een laten verstillen en uitsterven
van alle angstige, zelfzuchtige en onware gedachten over onszelf, anderen en God
en een loslaten van negatieve emoties als angst, wrok, jaloezie, frustratie ….
Geloof me: anders gaan leven begint met anders gaan denken
en andere emoties koesteren.
Bij dit alles nog drie bedenkingen.
Vooreerst: ook Christus ondergaat beide doopsels.
Ook Hij ontvangt Gods Geest.
Maar Hij staat er wel totaal voor open,
zodat God met de volheid van zijn goedheid en mensenliefde in Hem kan zijn.
Jezus heeft zich totaal ontledigd.
Vervolgens: het ontvangen van de Geest, de verlichting,
maakt ons ook bewust van wie we eigenlijk zijn: kinderen van God.
Ook tot ons klinkt het woord:
Gij zijt mijn welbeminde. Gij zijt mijn bron van vreugde.
Onszelf en elkaar zo leren zien met Gods ogen
zou veel ellende in onze menselijke relaties wegwerken.
Tenslotte: bij Jezus geschiedt de verlichting tijdens zijn gebed.
Het kan niet anders dan dat dit gebed het stille, woordloze gebed is,
het gebed waarin het ik verstilt en verstomt, plaats maakt,
het meditatieve gebed waarin we onszelf
met al onze gedachten, plannen, angsten, frustraties, fantasieën, illusies loslaten
en ruimte scheppen voor de Geest, voor God, die in ons is.

priester Dirk