Homilie voor de 32ste zondag door het jaar A 12 november 2023

Homilie voor de 32ste zondag door het jaar A 12 november 2023



In de liturgie van de drie volgende zondagen, de laatste van het kerkelijk jaar, beluisteren we drie opeenvolgende parabels uit het evangelie van Matteüs, parabels waarin Jezus ons vertelt over de houding,
die we dienen aan te nemen in deze tijd,
een tijd van wachten op de definitieve komst van het Rijk Gods. Het gaat over een levenshouding,
die ons toelaat aan het Rijk Gods deel te nemen. de ingesteldheid, die we dienen aan te nemen om deelachtig te kunnen worden
aan een nieuw en volkomen vredevol en vreugdevol leven. De boodschap, die Jezus met de drie parabels wil geven,

zouden we kunnen als volgt presenteren: wees alert en actief. Met andere woorden: wees waakzaam en doe het goede.
Of nog: bid en doe het goede.
Want bidden is alert zijn, is waakzaam zijn.
Veeleer dan iets dat we ‘doen’, is bidden een innerlijke houding,
een ingesteldheid van wakende bewuste aandacht voor de aanwezigheid van God, die ook altijd de komende is.
In die parabel wordt het waakzaam zijn,
die innerlijke houding of ingesteldheid van aandacht voorgesteld als het bij je hebben van reserve-olie,
waardoor je het wachten en waken kunt uithouden.


Dat wil zeggen dat je weet dat de bruidegom op zich zal laten wachten, dat hij niet onmiddellijk zal komen.
En je aanvaardt dat. Je bent erop ‘ingesteld’.
Ervaring van dat niet-onmiddellijke hebben we te over als we in ons leven dromen van het goede en ideale. De ideale wereld is er niet voor morgen.
De ideale Kerk ook niet.
Vrede in Oekraïne, een oplossing voor de Palestijnse kwestie… Komt het er ooit van?
En Henri Nouwen constateert dat hij na meer dan 25jaar priesterschap nog altijd niet heeft kunnen afrekenen met zijn onhebbelijkheden,
dat hij nog altijd niet de mens is die hij zou willen zijn, die hij denkt dat hij moet zijn.
Antonius de Grote, de Vader van alle monniken, zei kernachtig:
“Elke morgen moet ik opnieuw tot mezelf zeggen: vandaag begin ik.” En toen men Abba Poimèn, de tweede meest beroemde Oudvader,
op zijn sterfbed gelukwenste omdat hij zo’n deugdzaam leven had geleid, verzuchtte hij: “Ik moet nog steeds beginnen, ik was amper met mijn bekering bezig.”
Nogmaals: bij het waakzaam wachten hoort
het bewust zijn van het niet-onmiddellijke en dat gegeven leren aanvaarden. Geduld dus. Het uithouden met afwezigheid en gemis.
En ook met afwezigheid en gemis van volmaaktheid.
Dan raak je niet vlug ontmoedigd als jouw verwachting niet onmiddellijk of… zelfs helemaal niet gerealiseerd wordt.
En ook niet als de hoop op een nieuw begin weer de kop wordt ingeslagen en het pas gebouwde hospitaaltje weer platgebombardeerd wordt.
Maar je bent ook klaar om al het kleine en goede dat geschiedt dankbaar te zien en ook dankbaar te aanvaarden,
zonder het te laten bestrooien met de as van ontgoocheling,
ook als het geschiedt op een tijdstip en op een wijze, die je niet verwachtte. Want als de bruidegom komt ben je klaar, ‘ingesteld’.
Je herkent hem, die jou tegemoet komt
en je kunt hem tegemoet treden, ontvangen, ontmoeten.
In de parabel gaat het wel over het ontmoeten van Christus, in wie God ons tegemoet komt.
Dat alert en waakzaam zijn is niet alleen maar wachten,

zoals Leonard Cohen zong: “Waiting for the miracle to come…” Want dat deden de zogenaamde domme bruidsmeisjes ook.
Maar het ontbrak hen aan die noodzakelijke innerlijke houding, een houding die je inderdaad niet met anderen kunt delen:
innerlijke stilte en innerlijke aandacht voor wie we niet onmiddellijk ervaren en we daarom als steeds als de Komende aanduiden.
Maar in die innerlijke stilte en innerlijke aandacht weten we Hem toch aanwezig.
Want ons gescheiden zijn van God is een illusie want niets kan ons van zijn liefde scheiden. Daarvan bewust zijn is geloven.
En in dat geloven is ook het weten dat de God,
die onmiddellijk zou moeten beantwoorden aan onze verwachtingen, en bovendien zoals wij dat wensen, niet komt en ook een illusie is.
Wie enkel met die illusie leeft, heeft het op den duur gehad met God.
En de wereld en de mensheid die zou moeten beantwoorden aan onze verwachtingen, komt ook niet zoals we het wensen.
Wie enkel daarop wacht, heeft het op de duur gehad met de wereld en met de mensheid. Dat zou logisch zijn, even logisch als het gehad hebben met de Kerk.
God is niet hét antwoord op onze al te menselijke verlangens
naar bevrediging, beveiliging, bevestiging, emotionele geborgenheid, en ook niet naar volmaaktheid.
God kan pas komen als die verwachtingen zijn opgebrand,
als de lamp van een bepaalde soort enthousiaste vroomheid is uitgegaan,
de vroomheid waarbij we God vragen aan onze wensen en verlangens te voldoen, de vroomheid waarbij we ons zelf een beeld van God gemaakt hebben.
God wacht wellicht tot de onechte God plaats gemaakt heeft in de nacht en in de slaap van frustratie en ongeloof.
Dat geldt eigenlijk ook in onze ontmoeting met mensen. We kunnen een mens pas echt ontmoeten,
als we onze eigen verwachtingen in en oordelen over de andere laten uitdoven tot ons hart en onze geest leeg geworden is van verwachtingen en oordelen
die in ons het licht van enthousiasme of van haat deden branden.
De vereiste aandacht komt er
als we leren de aandacht van onszelf af te wenden,
als we onze angstige gedachten en onze emotionaliteit leren loslaten.
Dan ontstaat er een innerlijke stilte
die in ons ook dé ingesteldheid bewerkt om ons in te zetten, om te komen tot de actie van nederige dienstbare liefde.
Dat is voor de volgende twee parabels.
De olie die steeds bij ons moeten hebben
is innerlijke stilte en aandacht voor God, die steeds ‘de komende’ zal zijn.
Daarom kunnen we de olie die de lamp brandend houdt ook de hoop noemen.
En hoop dat leven en houdt de lamp brandend.

https://www.youtube.com/watch?v=Kg7aXEvCeXY&ab_channel=SylviaMcNairVEVO Of ook, o ja!!!
https://www.youtube.com/watch?v=6wRYjtvIYK0&ab_channel=WtW280313