De Verrezene ervaren en zelf "Verrijzen"
Homilie voor de derde zondag na Pasen - 19 april 2015 (priester DIRK)
In dit verschijningsverhaal van het Lucas-evangelie
zijn er veel gelijkenissen met het verschijningsverhaal van het Johannes-evangelie
dat we op Beloken Pasen, vorige zondag, hoorden.
Ook nu is Jezus plots aanwezig in hun midden
en wenst Hij zijn leerlingen vrede toe.
Ook nu is sprake van vreugde, en ook van twijfel,
niet alleen bij één leerling, Tomas, maar bij allemaal.
Ze herkennen Jezus niet onmiddellijk.
Ze herkennen in de verrezen Jezus niet onmiddellijk de aardse Jezus.
Er is iets nodig om Hem te doen erkennen, Hem te doen ervaren.
Bij de twee leerlingen van Emmaüs was het het breken van het brood.
Nu nodigt Jezus zijn leerlingen uit, zoals Hij met Tomas deed, Hem aan te raken
en vraagt Hij hen om Hem iets te eten te geven.
Dit alles brengt de leerlingen tot de herkennen van de Verrezene,
zeg maar tot geloof in de Verrezene.
Ik spreek hier uitdrukkelijk niet over geloof in de verrijzenis,
over geloof in een leven, een bestaan na de dood.
Want dat geloof was reeds aanwezig bij vele volkeren van de Oudheid
en is eigenlijk ook nu in de meeste religies aanwezig.
Maar geloof in de Verrezene is iets anders dan geloof in de verrijzenis.
Geloof in de Verrezen Christus is zelfs meer dan geloven dat de aardse Jezus verrezen is.
Wat ons verschijningsverhaal ons vooreerst leert is
dat die Verrezen Christus wel degelijk de gekruisigde Jezus is.
De Verrezene is de aardse Jezus,
die de leerlingen onderrichte, met hen maaltijd hield,
met hen het brood brak, en hen riep tot navolging.
We zouden het korter kunnen uitdrukken: er is eigenlijk niets veranderd.
En we dienen eigenlijk te doen alsof er niets veranderd is.
Gemeenschap vormen met de verrezen Heer
is hetzelfde als gemeenschap vormen met de aardse Jezus.
Maar voor de ‘aardse’ mens is enkel reëel wat zichtbaar en tastbaar is.
Voor de ‘aardse’ mens lijkt het geloof in een onzichtbare aanwezige zinloos.
Hij – wij dus - wil zien en liefst ook aanraken.
We horen en lezen soms bij uitvaarten een tekst toegeschreven aan de heilige Augustinus:
De dood is niets. Ik ben slechts aan de overkant.
Wat we voor elkaar waren, zijn we nog altijd.
Noem me zoals je me steeds genoemd hebt.
Spreek tegen me zoals weleer.
Lach om wat ons samen heeft doen lachen.
De draad is niet gebroken.
Waarom zou ik uit jouw gedachten zijn?
Omdat ik uit je gezichtsveld ben?
Nee, ik ben niet ver, juist aan de andere kant van de weg.
We lezen en horen die tekst. We vinden hem mooi en troostend.
Maar zoals bij de leerlingen blijven verdriet en schrik en verbijstering.
We hebben nood aan ervaringen met zichtbare en tastbare resultaten.
Liefst nog die beantwoorden aan onze verwachtingen.
We hebben niets of weinig aan een onzichtbare of onaanraakbare aanwezige.
De tegenspraak hierin is voor ons dezelfde als deze gelegen in een ‘sprekende stilte’,
een ‘gevulde leegte’, een ‘lichtende duisternis’, een ‘levende dode’, of ook,
dat de weg ten leven die van het sterven is.
En daar is het nu precies om te doen.
Geloven, geloven in de Verrezene is Jezus navolgen,
is de weg naar het leven bewandelen die de weg van het sterven is.
Het is de weg die Jezus is gegaan.
De verrezene is niet zomaar iemand die leeft na het sterven,
maar wel de Zoon van God, die de weg ten leven is gegaan: die van het sterven.
En dit sterven is de uiterste consequentie van trouw aan de wil van God,
is dus de uiterste consequentie van de liefde,
de liefde die de reëel ervaarbare liefde van God is.
Deze liefde uit zich niet in machtsvertoon, hoe dienstbaar macht ook kan zijn.
Ze uit zich in solidariteit, in gelijk worden aan de mens,
aan de mens die nood heeft aan redding.
Het is de beleving van deze liefde die ons doet leven
en ons de Verrezene laat ervaren.
Willen we de Verrezene ervaren dan moeten we als de leerlingen
de Schriften leren begrijpen.
Het gaat hier niet over een verstandelijk analyserend begrijpen van de Schriften,
over een wetenschappelijke exegese, hoe belangrijk deze ook mag zijn.
Het is leren begrijpen wie God is.
Ophouden met te denken over God in beelden en termen van macht en succes,
een God die dienstbaar is aan ons aardse leven,
dienstbaar voor onze bevrediging, beveiliging, identiteit en emoties.
Ophouden met naar God te wijzen als naar een gouden stierenkalf.
Wij wijzen naar een gekruisigde. Ergerlijk niet?
De Schriften leren begrijpen is begrijpen wat God wil.
Dat is niet mijn leven, de mensen en de wereld doen beantwoorden aan mijn verwachtingen
maar Gods verwachtingen waarmaken.
Uiteraard in de liefde, in onze zorg voor medemensen
waarin we leren wat sterven is, het sterven van het ik.