Homilie voor de 12' zondag door het jaar C
19 juni 2016
De Joodse filosoof Martin Buber zei ooit:
“Succes is geen naam van God.”
Toch is God lange tijd een succesverhaal geweest
en de Kerk heeft van het succes van God geprofiteerd
om haar bezit, macht en aanzien te vermeerderen.
Ook nu nog zijn er mensen werkzaam in de Kerk,
mannen zowel als vrouwen, leken zowel als gewijde ambtsdragers, die van succes dromen,
een wondermiddel om weer ‘veel volk in de kerk’ te krijgen,
een catechese die jongeren echt enthousiasmeert
en hen voor jaren tot trouwe aanhangers van ons initiatief maakt.
Maar is men zoekend naar dat wondermiddel
en naar die wondercatechese en wonderverkondiging wel met God bezig?
Zoekt men vaak niet eerder een God te presenteren
waar men zelf of waar de mensen nood aan hebben en dus in zullen ‘bijten’
in het zoeken naar bevrediging, beveiliging en bevestiging,
in het streven naar bezit, macht, aanzien, succes…
Die God verschilt dan in niets van de antieke goden, van de afgoden.
En zolang als de mensen geloofden dat ze aan die God nood hadden,
verwierf de Kerk, die die God presenteerde en re-presenteerde, vertegenwoordigde,
bezit, macht en aanzien.
Maar reeds in de vroege Middeleeuwen riep de mysticus Eckhart op
deze God los te laten en zonder die God te leven.
‘’t Is zonde van de tijd’, zou hij gezegd kunnen hebben.
Nu zijn er wel wat minder materiële maar meer psychologische en emotionele godsbeelden waarmee men succes probeert mee te verwerven,
waaraan men God wil verbinden om ook Hem succes te doen kennen.
Maar God kan geen succes kennen.
Ook Jezus kende eigenlijk geen succes!
Twee voorbeelden waarmee ik graag uitpak.
Vooreerst het verhaal in het Marcusevangelie van de man die aan Jezus komt vragen
wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven.
Als Jezus zegt wat Hij moet doen – niet wat Hij zou kunnen doen -:
Ga verkopen wat u hebt en geef het aan de armen,
en u zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.
krijgen we als reactie:
Maar hij verstrakte bij dat woord en ging verdrietig weg.
Geen succes voor Jezus.
Vervolgens het einde van de zgn. broodredevoering in het Johannesevangelie:
Velen van zijn leerlingen die Hem gehoord hadden, zeiden:
‘Dit zijn harde woorden. Wie kan daar nog naar luisteren?’ (…)
Toen keerden velen van zijn leerlingen Hem de rug toe
en trokken niet langer met Hem mee.
Geen succes voor Jezus.
Hierop vroeg Jezus aan de twaalf: ‘Jullie willen toch niet óók weggaan?’
Simon Petrus antwoordde: ‘Maar Heer, naar wie zouden we gaan?
In uw woorden vinden we inderdaad eeuwig leven.
Wij geloven vast en zeker dat u de heilige van God bent.’
Diezelfde Petrus hoorden we vandaag op Jezus’ vraag:
„Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
antwoorden: „De Gezalfde van God.”
Wat is dan dat harde woord van Jezus,
dat wij nog wel Blijde Boodschap noemen,
waar mensen niet kunnen en willen naar luisteren,
dat mensen doet verstrakken en verdrietig doet heengaan?
Het antwoord is: dat we moeten sterven, dat we ons leven moeten verliezen
dat we onszelf moeten verloochenen en elke dag opnieuw ons kruis opnemen.
Is dat een boodschap die succes kan kennen?
Er zijn slechts weinig mensen die deze levenswet willen kennen en aanvaarden.
Nochtans is het die levenswet die wij te verkondigen hebben.
We kunnen daaraan toevoegen wat Paulus schrijft aan de Korintiërs:
wat we te verkondigen hebben is voor mensen een aanstoot, een dwaasheid.
En verder schrijft hij:
Van nature aanvaardt de mens niet wat komt van de Geest van God;
het is dwaasheid voor hem, hij kan het niet vatten.
Ook Petrus begreep en aanvaardde niet dat Jezus diende te lijden en te sterven.
Dat begrepen ook de leerlingen van Emmaüs niet.
Jezus zei daarom tot hen:
Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip
als het gaat om het geloof in alles wat de profeten hebben gezegd!
Moest de Messias niet zo lijden en dan zijn heerlijkheid binnengaan?
Dat geldt voor ons ook: de weg naar volkomen vrede en vreugde,
de weg naar echt diep geluk is – hoe aanstotelijk dwaas dat ook klinkt –
een weg van sterven.
Het is het angstige en zelfzuchtige ik dat in mij moet sterven
opdat in mij de liefdevolle nieuwe mens kan opstaan,
één met God en verbonden met mensen en heel de schepping.
Niemand heeft dat beter begrepen en beleefd dan Franciscus van Assisi.
Dat sterven wordt sacramenteel beleefd in het doopsel.
Vandaag hoorden we Paulus daarover zeggen:
De doop heeft u allen met Christus verenigd,
gij hebt Hem aangetrokken als een kleed.
Dat kleed is in de eerste plaats ons liefdevol omgaan met mensen,
waarin alle angst en eigenbelang, alle drang naar bezit, macht en aanzien verdwenen is.
priester Dirk