Homilie voor de derde paaszondag 2017

30 april 2017

De verrezen Heer ontmoet twee leerlingen met een ‘bedrukt gezicht’.
Die uitdrukking ‘bedrukt gezicht’
komt verder in het hele Nieuwe Testament nog éénmaal voor,
namelijk in de Bergrede, waar Jezus zijn leerlingen op het hart drukt
dat ze geen somber, bedrukt gezicht moeten opzetten als ze vasten.
Jezus is niet voor bedrukte en sombere gezichten.
Natuurlijk is zo’n gezicht de uitdrukking van een bedrukt en somber hart.
Misschien heeft Jezus dáár wel begrip voor
en ook voor de redenen waarom een hart bedrukt en somber kan zijn.
Maar van dat begrip is vandaag helemaal geen sprake,
ook niet als de twee leerlingen de reden voor hun bedrukt gevoel meedelen.
De eerste reactie die ze te horen krijgen is een scherp verwijt:
O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof…
De bedrukte gevoelens van de twee leerlingen zijn het gevolg
van een gebrek aan geloof, van een gebrek aan vertrouwen
én van het feit dat hún verwachtingen niet uitgekomen zijn.
Zo’n reactie van Jezus, voor velen van jullie misschien wat onaangenaam,
treffen we echter nog op vele plaatsen in het evangelie aan.
Ik breng er slechts één in herinnering, namelijk zijn reactie
op de begrijpelijke paniek van zijn leerlingen bij de storm op het meer:
Waarom zijt ge zo bang?


Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?
Telkens als Jezus geconfronteerd wordt
met een gebrek aan geloof en vertrouwen,
met voor ons heel begrijpelijke en aanneembare angst en rouw,
zien we bij Hem een geërgerde reactie.
Toch laat Jezus de twee leerlingen niet met een bedrukt gevoel staan
en is het verwijt niet het enige wat ze van Hem te horen krijgen.
Hij gaat verder op weg met hen,
maar niet met hun emoties, die Hij eigenlijk meteen afblokt.
Hij helpt hen wel degelijk verder, maar niet op de manier die wij verwachten.
Hij spreekt geen troostende woorden waaruit begrip klinkt.
Hij geeft hen een stevige catechesebeurt, een zeer lange homilie…
En dat is ook niet de enige keer dat we dit vaststellen in de evangelies.
Zo lees ik:
Toen Jezus aan land ging, zag Hij dan ook een grote menigte.
Hij voelde medelijden met hen, want zij waren ‘als schapen zonder herder’.
En Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.
Dat onderricht is misschien niet wat de leerlingen verwacht hadden.
Het is echter wel goed mogelijk
dat Jezus’ scherpe verwijt hun oren en hart geopend heeft.
En zeker is dat zijn woorden hen laaiend enthousiast maakten
want ze zeiden tot elkaar dat hun hart brandde toen Hij tot hen sprak
en ze vragen Jezus om bij hen te blijven.
Wat hield dat onderricht van Jezus dan wel in?
Hij gaf hen een levensbelangrijk inzicht,
het inzicht dat samengevat bij het begin van het onderricht te horen is:
de Messias moet lijden om zo zijn heerlijkheid binnen te gaan.
Het inzicht dat Jezus bijbrengt is dat lijden en sterven tot leven voert
en dat in het lijden en sterven geen angst en paniek thuishoort,
maar vertrouwen.
Dat betekent niet dat we alle lijden en sterven zomaar moeten aanvaarden.
Er is wel degelijk lijden en sterven waartegen we ons moeten verzetten,
er is wel degelijk lijden dat onrecht is en onaanvaardbaar,
er is wel degelijk lijden dat te vermijden, te verzachten, te helen is.
Maar welk lijden en sterven voert dan naar het leven?
Het is het sterven van het kleine angstige en begerige ik,
het is het lijden van het onthecht worden,
het is het ontledigd worden van jezelf zodat God in je kan komen,
het is de geboortepijn van de nieuwe mens,
het is het leren loslaten van wat was,
het is ook het lijden dat verzet en inzet
en trouw aan de waarheid met zich meebrengt,
het is de weg van het lijden en het sterven dat de Messias is gegaan
en waartoe Hij ons roept om Hem na te volgen,
vol vertrouwen en niet aarzelend.
Het is de weg waarover Jezus het heeft als Hij tot zijn leerlingen zegt:
Wie mijn volgeling wil zijn,
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het redden.
Juist daarvoor had Hij hard uitgevaren tegen Petrus,
die Hem – voor ons begrijpelijk – wou tegenhouden
om die weg van lijden en sterven te volgen:
Ga weg, satan, terug!
want gij laat u leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.
Wat Jezus de twee leerlingen van Emmaüs bijbrengt,
de inhoud van zijn catechese of homilie, zijn geen menselijke overwegingen
maar is een verkondiging van de wil van God,
dat wil zeggen, van de weg die voert naar nieuw en echt leven
en – moeten er eraan toevoegen:
naar een werkelijk vredevol en vreugdevol samenleven met mensen.
Nogmaals: het is de navolging van Christus,
een weg van zelfontlediging,
het aan de kant schuiven van ons ego in zichzelf-gevende liefde,
een weg die wij beleven in gebed en dienstbaarheid aan de medemens,
ook als dat moeite, inzet en pijn kost.
Als Jezus met ons het brood breekt is het om ons aan die weg te herinneren,
om ons ook deelgenoot te maken aan zijn lijden, sterven en leven.
Slechts als we het brood dat Hij breekt aannemen,
als we Hem navolgen en in eenheid met Hem leven,
dat we Hem herkennen in ons, in ons midden,
dat we Hem ervaren en zien.
Priester Dirk