Homilie Vierde paaszondag B-jaar 2024
Vierde paaszondag B-jaar Hand 4,8-12 1Joh.3,1-2 Jo 10,11-18
Wie van u heeft niet ooit de fascinatie ondergaan van een opgaande zon? Imponerend, schitterend, vooral wanneer men die zonsopgang heeft afgewacht vanaf de laatste nachtwake, over het eerste ochtendgloren tot aan het rijzen van de vuurrode zon aan de kim. Niet te verwonderen dat de mensheid in dit natuurfenomeen een symbool heeft gezien met vele betekenissen. In één van die betekenissen begroet de jonge Kerk Christus in de opgaande zon, en meer bepaald, de openbaring van God die in Christus haar volheid bereikt. Schemeringen uit het oude verbond, flitsen van de profetische tradities, stralen uit de wijsheidsliteratuur bundelen zich, culmineren naar een schittering die Paulus ‘de volheid van de tijd’ (Gal.4,4) noemt of ‘de volheid van Hem die het al in alles vervult’ (Ef.1,23). De komst van Christus in de tijd, van geboorte tot verrijzenis, is dan die rijzende zon aan het zwerk, die als een held stralend zijn baan gaat. Niets is voor zijn lichtgloed verborgen (Ps.19,6-7). Horizonten versmelten in die cruciale zonsopgang, vele bijbelse thema’s, verhalen en geschiedenissen voegen zich samen onder de noemer ‘Christus’. Geen andere naam onder de hemel is aan ons mensen gegeven waarin wij gered moeten worden, dan die van Jezus Christus (Hand.4,12).
Homilie Derde Paaszondag B 2024
Derde Paaszondag B Lc 24, 35-48 Hand 3, 13-15.17-19; 1Joh 2, 1-5a
De kerk is het juiste milieu van de Jezus-ervaring, broeders en zusters. Daar immers beluisteren wij de Schriften en breken wij het brood. Daar vieren wij wekelijks of zelfs dagelijks het Pascha van de Heer, ‘totdat Hij komt’. In elke Eucharistie wordt gelezen uit de Wet, de Profeten en uit Psalmen die in Jezus tot vervulling komen, omdat zij spreken van de grote transitus van dood naar leven. Moet ons hart dan ook niet branden wanneer wij die woorden telkens opnieuw te horen krijgen?
Homilie Vijfde zondag van de Vasten 2024
Vijfde zondag van de Vasten B Jer 31,31-34 Hebr. 5,7-9 Jn12,20-33
Door één verrassende zin vat de schrijver van de Hebreeënbrief de passage samen uit het Johannesevangelie van deze zondag: “Hoewel Hij Gods Zoon was, heeft Hij in de school van het lijden gehoorzaamheid geleerd” (He 5,8). Deze uitspraak bevat in zich heel het mysterie van de Menswording, het centrale en aanstootgevende mysterie van het christendom: een God die zich vrijwillig onderwerpt aan lijden en dood.
De passage uit het twaalfde hoofdstuk van het Johannesevangelie die we vandaag horen voorlezen, komt onmiddellijk na de intocht van Jezus in Jeruzalem, waar Hij, gezeten op een ezeltje als een koning wordt ingehaald en bejubeld. Het is het einde van Jezus’ openbaar leven en het begin van zijn passie. In deze tweede helft van het twaalfde hoofdstuk wordt Jezus’ strijd met het aanstaande lijden weergegeven, hetgeen bij de synoptici plaatsvindt in de hof van Olijven te Gethsemani. De passage begint met enkele Grieken die Jezus willen spreken. De Grieken, dat zijn wij. Johannes schrijft zijn evangelie voor de Grieken, de niet-Joden, maar die wel sympathiseren met de Joodse religie en die straks de christelijke Kerk gaan vormen. De Grieken vragen Jezus te spreken via twee leerlingen, Filippus en Andreas, twee leerlingen met Griekse namen die na Pasen het evangelie zullen verkondigen in de Griekssprekende wereld. Alles wijst erop dat de Kerk van de heidenen, van de goim of de volkeren hier aantreedt. Tot nu toe heeft Jezus zich bijna uitsluitend gericht tot het huis van Israël. Nu trekt Hij zijn boodschap universeel open voor alle volken.
Homilie Tweede Paaszondag B 2024
Tweede Paaszondag B Hand 4,32-35 1 Joh 5,1-6 Joh. 20,19-31
De verrijzenis van Jezus is geen feit dat je zomaar voor waar kunt aannemen. Twijfels zijn in dit geval toch wel normaal. Het geloof in de verrijzenis roept in onze tijd van wetenschappelijke feiten en zekerheden veel vragen op. Lijkt die verrijzenis niet eerder op “wishful thinking”? De apostel, die wij allemaal kennen met zijn bijnaam “de ongelovige Thomas” en die de hoofdrol speelt in het Evangelie van vandaag, toont ons dat die twijfel geen probleem is van onze tijd alleen. De moeilijkheden met het geloof in de verrijzenis bestonden reeds onmiddellijk na de gebeurtenis zelf, ook voor die leerlingen die tot de kern van Jezus’ vrienden behoorden. Daarom zou ik die Thomas toch eens van naderbij willen leren kennen. Wat weten we eigenlijk over hem? Zeker datgene wat we vandaag hebben gehoord en ons zeer vertrouwd is. Maar kennen jullie ook de andere plaatsen in het Evangelie van Johannes waar Thomas wordt vernoemd? Telkens weer stelt hij vragen en spreekt hij datgene uit wat ons vandaag eveneens bezig houdt. Thomas is de modernste van alle apostelen: hij zou als het ware onze spreekbuis kunnen zijn.
Thomas komt voor het eerst aan het woord als Jezus te horen krijgt dat zijn vriend Lazarus op sterven ligt. Jezus gaat op weg naar Jeruzalem, alhoewel Hijzelf maar al te goed weet dat er daar religieuze autoriteiten zijn die zijn dood eisen en plannen. Daarom zegt Thomas tegen de andere leerlingen: “Laat ons met Hem meegaan om samen met Hem te sterven”. (Joh 11,16) Herkennen we dergelijke impulsieve en overtuigde uitspraken niet in ons eigen leven? Ogenblikken en situaties waarin ook wij de meest gewaagde beslissingen nemen. De keuze om levenslang met een levenspartner te huwen bijvoorbeeld of om in het klooster te treden; of de keuze om een heel specifieke opdracht uit te voeren of om met groot elan en ongebreidelde wilskracht een bepaald doel na te streven. Zo van ‘dat wil ik echt en alles moet daarvoor wijken’. Zo was Thomas eveneens Jezus achternagegaan. En vandaag leren we hem dan kennen als de leerling die vragen stelt, die dingen in twijfel trekt en zich onzeker voelt.
Homilie Vierde zondag in de Vdt B 2024
Vierde zondag in de Vdt B 2 Kron 36,14…23 Ef 2,4-10 Joh 3,14-21
Als de oude kerkvaders het Hooglied becommentarieerden – iets wat ze herhaaldelijk en graag deden – legden zij de kus van Gods mond in het eerste vers van dat boek altijd uit als het Woord waarmee God de wereld kust. Het Woord dat door de Geest levend gemaakt is: dat is die kus van Gods lippen waar de bruid zo hartstochtelijk door wil gekust worden. En dat Woord is de enige Zoon, Jezus Christus, die de Vader uit liefde aan de wereld heeft gegeven. “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar eeuwig leven zou verkrijgen”, hoorden we Jezus zeggen tegen Nicodemus in het evangelie van deze zondag. Een kus hoort thuis in een liefdesverhaal en is een uiting van vriendschap. God houdt van de wereld die Hij geschapen heeft, en van de mens die als enig schepsel een bewustzijn van God kan ontwikkelen, maar die Hij zo reddeloos verloren ziet gaan. Of zoals de heilige Paulus het vandaag zegt in de tweede lezing: “God is rijk aan barmhartigheid omwille van de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad. Wij die dood waren door onze zonden heeft Hij met Christus het leven gegeven opdat wij door zijn genade gered zouden worden” (Ef 2,4-5).