Homilie Vierde zondag in de Vdt B 2024

Vierde zondag in de Vdt B 2 Kron 36,14…23 Ef 2,4-10 Joh 3,14-21

Als de oude kerkvaders het Hooglied becommentarieerden – iets wat ze herhaaldelijk en graag deden – legden zij de kus van Gods mond in het eerste vers van dat boek altijd uit als het Woord waarmee God de wereld kust. Het Woord dat door de Geest levend gemaakt is: dat is die kus van Gods lippen waar de bruid zo hartstochtelijk door wil gekust worden. En dat Woord is de enige Zoon, Jezus Christus, die de Vader uit liefde aan de wereld heeft gegeven. “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar eeuwig leven zou verkrijgen”, hoorden we Jezus zeggen tegen Nicodemus in het evangelie van deze zondag. Een kus hoort thuis in een liefdesverhaal en is een uiting van vriendschap. God houdt van de wereld die Hij geschapen heeft, en van de mens die als enig schepsel een bewustzijn van God kan ontwikkelen, maar die Hij zo reddeloos verloren ziet gaan. Of zoals de heilige Paulus het vandaag zegt in de tweede lezing: “God is rijk aan barmhartigheid omwille van de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad. Wij die dood waren door onze zonden heeft Hij met Christus het leven gegeven opdat wij door zijn genade gered zouden worden” (Ef 2,4-5).

Lees meer...

Homilie Derde Zondag Veertigdagentijd B 2024



Derde Zondag Veertigdagentijd B    Ex 20,1-17  1Kor1,22-25    Joh2,13-25

In de geschiedenis van het oude Godsvolk is de uittocht uit Egypte, het slavenhuis, het meest bepalende feit uit zijn geschiedenis. Deze bevrijdende exodus, die ten nauwste verbonden is met het geschenk van de Thora op de Sinaï, heeft het Joodse volk voorgoed tot het verbondsvolk gemaakt van de Ene, die geen andere goden verdraagt voor zijn aangezicht. Elk jaar in de lente vieren de Joden op Pesach deze uittocht uit Egypte. Pesach of Pasen betekent letterlijk ‘overslaan of passage’ en slaat zowel op de uittocht uit de slavernij, de doortocht door de woestijn, als de intocht in het Beloofde Land. Het Joodse Paasfeest duurt 7 à 8 dagen en wordt voorbereid door een grondige reiniging van het huis. Al de resten van het oude brood en het oude deeg moeten verbrand worden en de woning krijgt een grondige schoonmaakbeurt.

De tempelreiniging volgens de evangelist Johannes valt niet te begrijpen zonder deze context van het Joodse Pasen. De tekst begint dan ook met de uitdrukkelijke vermelding dat het Joodse Paasfeest nabij is. De reiniging van het huis van God is hier dus geheel op zijn plaats. Héél het Johannesevangelie wordt gedragen door het ritme van de feesten van Israël, en die feesten zijn ook de voedingsbodem waaruit de boodschap van Jezus voortkomt. Doorheen het Johannesevangelie wordt driemaal vermeld dat Pasen nabij is, telkens bij zeer significante ‘tekenen’ die Jezus verricht: hier bij de tempelreiniging, een tweede keer bij het broodwonder en een derde maal bij de opwekking van Lazarus. Pasen verbindt deze drie ‘tekenen’ met elkaar. De tempelreiniging, het broodwonder en de opwekking van Lazarus zijn dan ook drie openbaringen van het centrale mysterie van Jezus’ dood en verrijzenis, dus van Jezus’ Pasen. Bij de tempelreiniging zegt Jezus tegen de Joden over zichzelf: “Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem weer doen herrijzen”. Bij het broodwonder zegt Hij: “Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag”. En bij de opwekking van Lazarus zegt Jezus tegen Marta: “Ik ben de verrijzenis en het leven. Ieder die in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven”. Jezus laat met andere woorden tot driemaal toe zien dat in Hem het Joodse Pasen zijn vervulling heeft bereikt, dat in Hem de definitieve exodus uit dood en slavernij zich voltrekt naar leven en vrijheid.

Lees meer...

Homilie Eerste zondag Veertigdagentijd B Mc 1,12-15

Eerste zondag Veertigdagentijd B    Mc 1,12-15

Op de drempel van zijn openbaar leven, zusters en broeders, drijft de Geest Jezus de woestijn in, om er veertig dagen op de proef te worden gesteld in vasten en gebed. De Geest, het vasten en het bidden: deze drie horen bij elkaar en worden ons ieder jaar opnieuw door de Kerk aangereikt om ons te zuiveren en voor te bereiden op de grote ontmoeting met de verrezen Heer op Pasen. In en door de Geest trekken wij veertig dagen de woestijn in: een plaats, maar méér nog een tijd van vasten, gebed en bekoring. De woestijn is de school waar Jezus als mens in de wereld heeft leren bidden. Eenzaamheid en vasten zijn ook voor ons de oefenschool voor het gebed. Maar nooit zonder de Geest die van ons vasten méér maakt dan een techniek in functie van ons fysisch of psychisch welbevinden. De Geest lokt ons en wekt in ons de vriendschap met God.
    “Meteen drijft de Geest Jezus de woestijn in”, staat er letterlijk bij Marcus. Meteen dienen wij gehoor te geven aan het van de Geest doordrongen Woord, zonder uitvluchten en bedenkingen. “Wie weifelt lijkt op de golven van de zee die door de wind heen en weer worden geslingerd”, zegt de Jakobusbrief. “Zo iemand moet niet menen dat hij iets van de Heer zal ontvangen, dubbel van ziel als hij is, onstandvastig op al zijn wegen” (Jak. 1,6-8). De monnik uit het vijfde hoofdstuk van de Regel van Benedictus over de gehoorzaamheid, weet van geen uitstel. Onmiddellijk legt hij alles uit handen en geeft op staande voet en metterdaad gehoorzaam gevolg aan het ontvangen woord. Hoofd, handen en voeten werken simultaan als de Geest bezit van iemand neemt. Zo geeft de Gehoorzame bij uitstek, Jezus Christus, meteen gevolg aan de Geest en herneemt in zijn persoon de lange tocht van het eerste Godsvolk gedurende veertig jaren door de woestijn, niet in halsstarrigheid maar in gehoorzaamheid aan Gods wil. Laten ook wij bij het begin van de veertigdagentijd – mét al onze goede voornemens – in de navolging treden van onze broeder, de nieuwe Noach, Jezus Christus.

Lees meer...

Homilie Tweede zondag van de Vdt B 2024

 
1
Tweede zondag van de Vdt B Gen 22,1-18 Rm 8,31-34 Mc 9,2-10
Als we de teksten die de liturgie ons elke week voorschotelt beter
willen verstaan, broeders en zusters, is het altijd nuttig naar de
mogelijke parallellen te kijken tussen de eerste en de derde lezing.
Bijna steeds biedt de liturgie ons aldus een sleutel aan om deze
teksten op een bepaalde manier te begrijpen. De liturgie is dan ook
een echte exegeet. Voor de oudste kerkvaders, Ireneüs van Lyon en
Origenes van Alexandrië, die nog zeer dicht bij het tijdvak van de
Apostelen stonden, was de Heilige Schrift een eenheid waarvan de
Heilige Geest de eigenlijke auteur was, ook al kenden ze goed de
namen van Mozes, Marcus of Paulus als schrijvers van de
verschillende Bijbelboeken. Beide delen van de ene Schrift verhielden
zich voor hen volgens een schema van ‘voorafbeelding’ en ‘vervulling’.
Dit eenvoudige schema hanteert de liturgie nog steeds, wanneer ze in
de eerste lezing een tekst kiest uit het Oude Testament, die verband
houdt met de tekst uit het Evangelie. En dat is vandaag, op deze
tweede zondag van de Vasten, niet anders.

Lees meer...

Homilie Vijfde zondag B 2024

Vijfde zondag B    Job 7,1-7    1 Kor. 9, 16-23    Mc 1,29-39
De vier leerlingen die in Jezus iets gezien hadden en Hem gevolgd waren, moeten wel verbaasd geweest zijn hun held daar in die vroege morgen biddend neergeknield terug te vinden op een eenzame plaats. De dag daarvoor had Jezus nog de schoonmoeder van Petrus genezen en tot laat in de avond was Hij bezig geweest mensen te genezen van hun ziekten en hun bezetenheid van kwade geesten. En nu vinden de leerlingen Hem daar in de eenzaamheid in gebed tot zijn Vader. Waarom moest deze man nog bidden? Hij beschikte toch over bijzondere krachten, zodat zelfs de demonen in Hem hun meerdere erkenden. Een mens die in zwakheid neerknielt om te bidden, was dat wel wat ze zochten? Ze zijn er dan ook vlug bij Hem te zeggen dat iedereen Hem zoekt, natuurlijk vanuit het motief genezen te worden van allerlei kwalen en kwaaltjes. De mens zoekt God meestal op nogal egoïstische grondslag.

Lees meer...