Homilie Derde zondag A 2023
Derde zondag A Jes 8,23b-9,3 1Kor 1,10-13,17 Mat. 4,12-23
Vandaag begint Jezus in het Matteüsevangelie dat we in dit A-jaar hoofdzakelijk zullen te horen krijgen zijn openbaar leven. En de eerste woorden die hij tegen mensen zegt zijn: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij”. Het zijn precies dezelfde woorden die in het hoofdstuk daarvoor verkondigd werden door Johannes de Doper in de woestijn van Judea: “Bekeert u want het Rijk der hemelen is nabij” (Mat 3,2). Tussen de prediking van de Doper en die van Jezus is geen divergentie, laat staan een tegenstelling. Beiden roepen op tot bekering.
Eigenlijk zijn de woorden ‘bekeer je’ het allereerste dat Jezus in het Nieuwe Testament echt zelf zegt (de woorden die hij tegen de duivel zegt tijdens zijn bekoringen in de woestijn terzijde gelaten). Ze zijn daarom van een uitzonderlijk belang. In de Griekse tekst staat er een gebiedende wijs van het werkwoord métanoe?, waarvan ook het substantief métanoia is afgeleid. We kennen dat woord metanoia. Het is een woord dat maar zelden in het Oude Testament gebruikt wordt, maar zeer vaak in het Nieuwe. Jezus’ boodschap begint met een oproep tot metanoia. Het is dan ook essentieel de reikwijdte van dit begrip goed in te schatten.
Homilie Kerstmis Dagmis 2022
Kerstmis Dagmis 2022 Jes 52,7-10 Hebr 1,1-6 Joh 1,1-18
Met het Evangelie van Johannes staan we ver van de traditionele voorstellingen van Kerstmis, met een kindje in de kribbe, zingende engelen en verbaasde herders, en een ster die Wijzen uit het Oosten de weg wijst. De Evangelist Johannes gebruikt inderdaad een meer abstracte taal om de gebeurtenis te evoceren die zich in deze heiligste Nacht hebben voorgedaan. Zijn taal is compact en vaak ook cryptisch, maar vol van betekenis: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Enig- geborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid.” In deze enkele zinnen wordt heel de heilsgeschiedenis op gecondenseerde wijze samengevat, vanaf de schepping van de wereld tot zijn voltooiing in de heerlijkheid.
Homilie 1ste zondag van de Advent
1ste zondag van de Advent A Jes 2,1-5 Rm 13,11-14 Mt 24,37-44
Advent betekent ‘komst’ en elke adventsperiode opnieuw proberen wij ons in de eeuwenlange verwachting van het oude Godsvolk naar de komst van de gezalfde Redder, de Messias, de Vredevorst, in te leven. Die gezalfde Redder is voor ons de Christus, die altijd ‘de Komende’ is. Met Kerstmis vieren wij de geboorte van Jezus in een grot te Bethlehem. Christus, de Vredevorst, is dan gekomen, en heel de aarde verheugt zich. Maar na Hemelvaart en Pinkste- ren staat de Kerk gespannen te wachten op de definitieve weder- komst van Christus, de Mensenzoon, die alles in allen zal vervul- len. ‘Hij zal komen’, eens, op het moment waarop wij het niet ver- wachten. Zo zijn in Christus de drie tijdsmodi immer actueel: Hij is gekomen, Hij komt, Hij zal komen. Christus geeft zin en rich- ting aan elke tijd, aan verleden, heden en toekomst. Zeggen we niet bij het begin van de Paasnacht, als de paaskaars wordt geze- gend: “Christus, gisteren en vandaag, begin en einde van alle din- gen, Alpha en Omega, aan Hem de tijd en de eeuwigheid”?
Homilie Derde zondag van de Advent 2022
Jes 35,1-6a.10 Jak 5,7-10 Mt 11,2-11
De relatie tussen Jezus en Johannes de Voorloper staat deze derde Adventszondag centraal. Beiden staan in een sterke traditie, een familietraditie, een traditie van anawim, de armen van het land. Ook Maria en Elisabeth, hun beider moeders, maken deel uit van deze traditie, zoals trouwens eveneens Jozef en Zacharias. Wij zijn vandaag de kracht van zulke tradities vergeten. Wij zijn geïsoleerd geraakt, afgesneden van onze wortels. Een traditie is een stroom die je draagt vanuit een gedeeld verleden en die je naar ongeziene perspectieven voert. Zich herinneren en dankbaar gedenken zijn essentiële voorwaarden om tot een traditie te behoren. Wie in de traditie staat is vrij. Hij mag zeggen en doen wat hij wil omdat hij gedragen wordt door een sterke stroom. Jezus en Johannes staan in de stroom van de traditie van de anawim, de armen die vurig verlangden naar de komst van een reddende God.
Homilie Christus Koning C 2022
Christus Koning C 2Sam 5,1-3 Kol 1,12-20 Lc 23,35-43
“Uw Koninkrijk kome” bidden wij als eerste smeekbede in elk Onzevader. We staan er te weinig bij stil. Er is geen koninkrijk zonder koning. Wij vieren elk jaar het feest van Christus-Koning om ons te herinneren aan dat goddelijk koningschap waar ook wij, als koningen, profeten en priesters, deel van uitmaken.
Het koningschap van Christus is niet te begrijpen zonder een stevige bijbelse achtergrond. De inkleuring van Christus’ koningschap gebeurt immers via de sjablonen en vooral de anti- voorbeelden van het aardse koningschap, zowel dat uit de bijbelse traditie als uit de actuele tijd.
Als evangelie voor dit feest van Christus-Koning kiest het C- jaar de kruisiging van Christus volgens Lucas. Een gekruisigde Koning: het contrast met de beelden van macht en aanzien waarmee het aardse koningschap is omgeven, kan moeilijk groter zijn. Dit wordt ook goed verstaan door de getuigen bij de kruisiging. De leiders en soldaten bespotten Jezus als een belachelijke koning die zichzelf niet eens kan redden, laat staan anderen. Een koning wordt geacht zijn volk te kunnen redden uit miserie en gevaar en mensen in nood te kunnen helpen. “Zie Hem daar nu hangen, die paljas, Hij kan zichzelf niet eens van het kruis helpen!” Zo spotten zij met de ‘Koning van de Joden’. Maar precies deze spot legt de slagader bloot van Christus’ koningschap. Hij is de gekruisigde Verlosser van de wereld. Zijn kruis is zijn troon. “Door zijn bloed, aan het kruis vergoten, sticht Hij vrede en verzoent Hij alle wezens met God in de hemel en op de aarde”, zoals de hymne uit de Kolossenzen brief het bezingt in de tweede lezing. Dit is het eerste kenmerk van Christus’ koningschap, zijn vermogen mensen te redden van alles wat hen van God vervreemdt.