Homilie Eerste zondag Vdt A 2023
Eerste zondag Vdt A Gen 2,7-9; 3,1-7a Rom 5,12-19 Mt 4,1-11
Jezus die door Johannes in de Jordaan werd gedoopt, zag de Geest van God in de gedaante van een duif over zich komen. Onmiddellijk daarna wordt Hij door diezelfde Geest naar de woestijn gevoerd om door de duivel te worden bekoord. Hij vast veertig dagen en veertig nachten, een duidelijke verwijzing naar het volk dat God uit Egypte leidde en dat daarna veertig lange jaren door de woestijn trok. Ze leden honger en dorst, en zondigden tegen God door hun voortdurende gemor tegen Mozes, de dienaar van God. De veertigdaagse vastentijd van Jezus zouden we dan ook het grote herstel kunnen noemen. In Jezus wordt de woestijntocht van veertig jaar ‘gerecapituleerd’, waarbij Hij de ongehoorzaamheid van de Israëlieten herstelt door de duivel te weerstaan in gehoorzaamheid aan zijn Vader. Maar het herstel dat Jezus bewerkt gaat nog dieper en verder. De liturgie plaatst als eerste lezing bij dit evangelie het verhaal van de zondeval uit Genesis.
Dat duidt op een verband. Adam, de eerste mens, was door God in het paradijs geplaatst, waar hij wandelde met God. Maar door de overtreding van het gebod verloor Adam zijn onschuld en werd uit de tuin verbannen.
Voortaan zal hij in het zweet van zijn aanschijn moeten ploeteren op de grond, die voornamelijk distels en doornen voortbrengt. Jezus is de nieuwe Adam die door de Geest naar deze woestijn van de mens wordt gevoerd.
Homilie Vijfde zondag A 2023
Vijfde zondag A Jes 58,7-10 1 Kor 2,1-5 Mat 5,13-16
Zout en licht zijn voor mensen van levensbelang. Ze hebben betekenis in vrijwel alle culturen en godsdiensten. Ze horen bij de natuur van de mens die geroepen is God te ontmoeten. Jezus evoceert deze beelden onmiddellijk na de Zaligsprekingen in zijn Bergrede, die ons voor de fundamentele keuze plaatst van het christen zijn. Wie de keuze maakt om arm van geest, zachtmoedig, vredestichtend, barmhartig en rechtvaardig door het leven te gaan, zal als zout zijn dat de samenleving pit en smaak geeft. Hij zal een lichtend voorbeeld zijn dat het pad van vele anderen verlicht. Maar wij dienen bescheiden te zijn. Ook in andere godsdiensten en culturen vindt men dergelijke mensen. Denken we maar aan de hindoe Mahatma Gandhi, aan de Dalai Lama van het Tibetaanse boeddhisme en aan Roemi, de Soefi-meester van de liefde. Maar ook het christendom heeft in zijn twintig eeuwen geschiedenis vele mensen voortgebracht die als zout hun tijd smaak hebben gegeven en die als lichten waren voor hun medemensen. Ik denk bijvoorbeeld aan een Origenes van Alexandrië, de ‘vader van alle kerkvaders’, die in de derde eeuw de spiritualiteit op nieuwe sporen zette, aan een Hildegard van Bingen die in de twaalfde eeuw een profetisch licht deed stralen dat tot op vandaag zijn klaarte verspreidt, of aan een Martin Luther King die in de twintigste eeuw optrad tegen de raciale segregatie in de Verenigde Staten en met zijn beroemde toespraak I have a dream een vlam van hoop deed oplaaien.
Homilie Derde zondag A 2023
Derde zondag A Jes 8,23b-9,3 1Kor 1,10-13,17 Mat. 4,12-23
Vandaag begint Jezus in het Matteüsevangelie dat we in dit A-jaar hoofdzakelijk zullen te horen krijgen zijn openbaar leven. En de eerste woorden die hij tegen mensen zegt zijn: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij”. Het zijn precies dezelfde woorden die in het hoofdstuk daarvoor verkondigd werden door Johannes de Doper in de woestijn van Judea: “Bekeert u want het Rijk der hemelen is nabij” (Mat 3,2). Tussen de prediking van de Doper en die van Jezus is geen divergentie, laat staan een tegenstelling. Beiden roepen op tot bekering.
Eigenlijk zijn de woorden ‘bekeer je’ het allereerste dat Jezus in het Nieuwe Testament echt zelf zegt (de woorden die hij tegen de duivel zegt tijdens zijn bekoringen in de woestijn terzijde gelaten). Ze zijn daarom van een uitzonderlijk belang. In de Griekse tekst staat er een gebiedende wijs van het werkwoord métanoe?, waarvan ook het substantief métanoia is afgeleid. We kennen dat woord metanoia. Het is een woord dat maar zelden in het Oude Testament gebruikt wordt, maar zeer vaak in het Nieuwe. Jezus’ boodschap begint met een oproep tot metanoia. Het is dan ook essentieel de reikwijdte van dit begrip goed in te schatten.
Homilie vierde zondag jaar A 2023
Vierde zondag A Sef. 2,3; 3, 12-13 1 Kor. 1, 26-31 Mt.
5, 1-12a
“Zoekt de Ene, alle nederigen van het land” (Sef. 2,3). De Ene zoeken, God zoeken, zusters en broeders, is iets groots. Het is pure genade, zowel het begin van dit zoeken als de voltooiing ervan. “Zoekt met volharding zijn Aanschijn”, maant ons de psalmist (105,4). Maar hoe moeten we God zoeken? De vele agnosten van onze tijd zeggen dat God, mocht Hij al bestaan, volkomen onkenbaar en onbereikbaar is. “God zoek je niet door het zetten van stappen maar door te kijken naar je verlangen”, schreef Bernardus van Clairvaux (SCt 86,1). Ook al vergist de mens zich in het object van zijn verlangen, het is toch telkens een vingerwijzing naar God. “Onrustig is ons hart”, schreef de heilige Augustinus, “totdat het rust vindt in U, mijn God”. Als we God tot Subject maken van onze meest wezenlijke zoektocht in dit leven, moeten we luisteren naar Gods woorden. Zijn woorden zijn een licht op ons pad en zonder die woorden raken we het spoor vlug bijster. Vandaag spreekt Jezus de woorden van God voor zijn leerlingen. En die leerlingen, dat zijn wij. Die leerlingen zijn allen die willen luisteren, die het woord van God aannemen en het in praktijk brengen.
Homilie Tweede zondag A 2023
Tweede zondag A Jes 49,1...6 1 Kor 1,1-3 Joh 1,29-34
De drie lezingen van deze tweede zondag door het jaar drukken iets wezenlijks uit van de roeping van elke christen. In het evangelie wordt onze blik terug op Johannes de Doper gericht, die al regelmatig voor het voetlicht trad in de voorbije advent- en kersttijd. Thans echter, in deze perikoop uit het eerste hoofdstuk van het vierde evangelie, is de Doper persoonlijk aan het woord. En hij spreekt over Jezus zoals hij Hem ziet. De twee hoofdrolspelers, Johannes en Jezus, staan tegenover elkaar maar Jezus zegt niets. Alleen Johannes de Doper getuigt. Alles wat hij zegt heeft te maken met Jezus' roeping en met zijn eigen roeping. Johannes' hele bestaan krijgt maar betekenis door de persoon van Jezus. Het is de roeping van de Doper Jezus te openbaren, hem aan te wijzen als het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. Zonder deze roeping zou het leven van de Doper elke zin en betekenis missen. Geldt dit eveneens niet voor ons die Jezus zijn gevolgd? Wat is de zin van ons leven als we niet onophoudelijk naar de Heer kijken, als we niet voortdurend zijn aangezicht zoeken? Hoe leeg zou ons leven zijn zonder deze gerichtheid, zonder het dagelijks gebed, zonder de viering van de sacramenten, zonder het lezen van Gods woord en zonder de communio met onze zusters en broeders in het geloof?