Homilie voor de 29ste zondag C 2022

Homilie voor de 29ste zondag door het jaar C 16 oktober 2022



De gelijkenis die Jezus zijn leerlingen voorhoudt
gaat over bidden, over gehoord worden en verhoring vinden.
Jezus wil zijn leerlingen op het hart drukken
dat hun gebed, het gebed van ‘uitverkorenen’ wel degelijk verhoord zal worden.
Maar de vraag op het einde van Jezus’ onderricht
plaatst volgens mij een voorwaarde aan die verhoring: geloof.
Met ‘geloof’ wordt het geloof bedoeld
dat in een vorig zondagsevangelie aan bod kwam.
De apostelen zeiden nu tot de Heer: 'Geef ons meer geloof.'
De Heer antwoordde: 'Als ge een geloof had als een mosterdzaadje, zoudt ge tot die moerbeiboom zeggen:
“Maak uw wortels los uit de grond en plant u in de zee.”, en hij zou u gehoorzamen.’ (Lucas 17, 5-6)


Het is het geloof waardoor wij deel hebben aan Gods scheppingskracht en waardoor we in staat zijn ‘wonderen’ te doen,

dus Gods goede werken te doen, Gods goedheid te openbaren. De leerlingen begrepen die moerbeiboom kwestie niet letterlijk, maar ze wisten wel wat Jezus bedoelde!
Ze wisten wat Jezus met geloof bedoelde
en ze waren er zich ook bewust van dat ze te weinig geloof hadden en waarom dat zo was.
Angstig om jezelf bekommerd zijn
en vanuit die angstige bekommernis leven verhindert een gelovig leven. Geloof is inderdaad vertrouwen,
vertrouwen waardoor je doet wat God vraagt en waardoor je ook weet wat God van je vraagt.
Je wil is één met God. Je denken is één met God. Je handelen is één met God.
Jezus zegt tot zijn leerlingen dat God recht zal verschaffen aan zijn uitverkorenen.
Uitverkoren zijn betekent door God geroepen zijn
om goddelijk te leven, om voor Hem een open geest en een open hart te hebben, om te denken en te willen en lief te hebben zoals God,
om waarlijk zijn beeld en gelijkenis te zijn,
om zijn mond en handen te zijn in deze wereld. Geloven is die uitverkiezing en roeping waarmaken,
een leven leiden dat aan onze roeping en uitverkiezing beantwoordt.
De uitverkorene vraagt in het gebed dan ook niets anders dat hetgeen Jezus zelf aangeeft in een antwoord
op een andere vraag van de leerlingen:
Op een keer was Hij ergens aan het bidden.
Toen Hij ophield, zei een van zijn leerlingen tot Hem:
'Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.' Hij sprak tot hen: 'Wanneer ge bidt, zegt dan:
Vader, Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome. (Lucas 11, 1-2)
Dat bidden is uiting geven aan een diep verlangen naar echt leven en een nieuwe wereld,
een verlangen dat God zelf in ons hart heeft gelegd. De weduwe is het beeld van de gelovige,
van de mens die treurt in en door deze triviale wereld, die hongert en dorst naar gerechtigheid.
Maar de gelovige vertaalt dit treuren, hongeren en dorsten ook in verzet tegen onrecht en inzet voor vrede en gerechtigheid.
Er kan in ons leven geen gebed zijn waaraan geen verzet en inzet gekoppeld is,
waaraan dus geen waarachtig geloof gekoppeld is.
In het andere geval is gebed onvruchtbare vroomheid.
Maar gebed kan op zich al een vorm van verzet en inzet zijn, vooral het gebed waarin we ons angstig ego leren verstillen
en in ons centrum aanwezig leren zijn bij God en medemensen. https://www.youtube.com/watch?v=33KCvtaUeRE&ab_channel=VariousArtists-Topic