Homilie 20 augustus Sint-Bernardus

 

 

 20 augustus Sint-Bernardus   
‘Nader tot Christus, en je zult verlicht worden’: deze woorden zijn niet van Bernardus maar van kerkvader Ambrosius uit zijn beroemde Verhandeling over de maagdelijkheid. Maar ze lijken me volstrekt van toepassing op Bernardus, de feestheilige van vandaag. De jonge ridderzoon, Bernard van Fontaine, boog onder Stephen Harding, de derde abt van Cîteaux, zijn nek onder het zoete juk van Christus. Samen met zijn vijf broers werd hij van werelds rekruut tot ridder-van-Christus. Zijn oudere vriend, Willem van Saint-Thierry, wil in zijn biografie van de heilige vooral aantonen hoezeer Christus in Bernardus leeft en spreekt. Wat Paulus over zichzelf zegt ‘Neen, ik leef niet meer, het is Christus die leeft in mij leeft’ (Gal. 2,20) moet volgens Willem in volle zin ook aan Bernardus worden toegeschreven.



Bernardus is Christus genaderd en werd verlicht. Het zien van een verlicht mens, broeders en zusters, is alsof je beschenen wordt door een stralenbundel: je wordt er zelf helemaal door in het licht gezet. Zo is het Bernardus vergaan bij zijn innige ontmoeting met Christus, maar zo verlicht hijzelf ook de mensen die met hem omgaan. Zelfs de plaats waar hij leefde, het dal van de Aube – tot dan toe bekend als een sombere vallei – werd door Bernardus getransformeerd in een ‘klaar dal’, vandaar de naam ‘Clairvaux’. Zijn biograaf schrijft in dat verband: ‘het licht van de goddelijke klaarheid verspreidde zich als vanaf de hoogste toppen van de deugd, tot in de glooiingen van de aarde’ (Vita prima, 61). En het bleef niet beperkt tot dat ene dal. Bernardus had niet de intentie om in deze haven van stilte alleen zichzelf veilig te stellen en alleen zijn individueel heil na te streven. De liefde dwong hem ook de buitenwereld van nut te zijn. Willem van Saint-Thierry was ervan overtuigd dat Bernardus in zijn tijd een licht was dat God had ontstoken, opdat het voor niemand van de gelovigen zou verborgen blijven. Hij was er zelfs zeker van dat God ervoor zou zorgen dat dit licht klaar en duidelijk zou blijven schijnen doorheen de geschiedenis, voor allen die wonen in zijn huis, de Kerk (Vita, prol.). Voorwaar een profetisch woord, want het licht van Bernardus is de eeuwen door blijven schitteren in de wereldwijde cisterciënzerfamilie, in de hele Latijnse Kerk en doorheen het geestesleven en de mystiek van de westerse christenheid. Zelfs tot in onze eenentwintigste eeuw beschijnt zijn lichtende gestalte onze beschaving, omdat Bernardus wezenlijk heeft bijgedragen aan het christelijk humanisme dat de menswording van God en bijgevolg de menswording van de mens centraal stelt. Als stichter van een affectieve spiritualiteit heeft Bernardus de ervaring voorgoed in het centrum geplaatst van de religieuze beleving.

Maar voor Bernardus is de ontmoeting met Christus essentieel de ontmoeting met het woord: het Woord van God maar ook het woord van de mens. Bernardus’ mystiek is literair en zijn literatuur is mystiek. En dat Woord van God wordt door de abt van Clairvaux gekenmerkt als ‘levend’ en ‘werkdadig’, maar ook ‘vol licht en schoonheid’. “God sprak: ‘er zij licht’ en er was licht”, citeert hij in dat opzicht Genesis. Het Woord dat God spreekt is levenwekkend en werkdadig, een woord waarin God zich in Jezus Christus effectief en definitief heeft uitgesproken. Maar wat Bernardus zo bijzonder maakt is, dat hij dat Woord van God, dat hij leest en smaakt in de Bijbel bij zijn lectio divina, niet alleen buiten maar ook in de mens situeert. De mens is immers een horende en sprekende mens; hij bestaat in woorden. De mens wordt pas menselijk in taal, treedt de psychologie Bernardus bij. Maar die woorden van mensen zijn maar dode taal als er geen gevolg aan gegeven wordt, in de bekering. De mens is nog een dode zolang hij niet het levenwekkende woord in de diepten van zijn hart heeft opgevangen. Daarom is bekering voor Bernardus altijd inkeer, toekeer tot het hart, zelfkennis en bezonnenheid. Het hele oeuvre van de abt van Clairvaux draait om deze interiorisatie, toekeer naar het eigen hart, waar de mens als edel schepsel zijn beeld-zijn van God ontwaart. Bekering is het luisteren naar de fluisterende Geest van God in het mensenhart. ‘Spits de oren van je hart’ zegt hij ‘om de innerlijke stem te horen en God meer van binnen dan van buiten te horen spreken. De cisterciënzerarchitectuur met haar eenvoud van lijnen en robuuste schoonheid accentueert en bevordert deze innerlijkheid.

Inkeer is wezenlijk iets anders dan de versterking van het ‘ik’, dan het jezelf op de voorgrond plaatsen of je assertieve ego uitbouwen. Wie zich inkeert, snoert zich in, om ruimte te geven aan de ander; hij ontdekt dat hij wezenlijk ‘relatie’ is. De ontdekking van het innerlijk is voor Bernardus de ontdekking van het woord als middel tot dialoog. In woord en wederwoord communiceert de mens met de ander: God en de naaste. Willem schrijft dat Bernardus met zijn levenswoord mensen voor Christus deed herboren worden. En hij gebruikte de woorden van het Hooglied om mensen tot ‘bruid van het woord’ te promoveren. Het ‘nader tot Christus en je zult verlicht worden’ betekent voor Bernardus ‘bruid van het Woord’ worden, zelf ‘woord van God’ worden, vergoddelijkt worden, getransfigureerd als Jezus op de berg, witter dan de zon, glanzender dan het licht. Amen.
br. Guerric Aerden ocso