Homilies voor de 13de zondag door het jaar
Alles wat wij zien is vergankelijk, onvolmaakt en gedoemd om te sterven, broeders en zusters, en toch houden de heilige vaders van ons geloof, de kerkvaders van Oost en West, niet op de volkomenheid van de natuur, Gods schepping, te benadrukken. Zij doen dit overeenkomstig de Heilige Schrift waarin, zoals vandaag in de eerste lezing gezegd wordt dat God niet de dood heeft gemaakt maar alles heeft geschapen om te leven, om gezond te zijn en de afspiegeling te zijn van zijn eigen Wezen. Oorspronkelijk, d.w.z. naar Gods bedoeling, was de schepping goed en volkomen, paradijselijk schoon en vol harmonie. God zag dat het goed was, lezen we als keervers in het scheppingsverhaal. En de oorspronkelijke habitat van Adam was een tuin vol prachtige bloemen en planten, met bomen zwaar behangen met fruit van allerlei soort, een tuin van Eden omspoelt door vruchtbare rivieren, waar geen wenen en weeklagen werd gehoord, waar wolf en lam eensgezind grazen en de leeuw hooi eet als het rund. Slechts door de afgunst van de duivel kwam de dood in de wereld.
Het evangelie van de gezondmaking van twee vrouwen, een jonge en een oude, sluit bij deze visie aan. Jezus, de Levende die leven doet, herstelt in beide vrouwen de oorspronkelijke harmonie die door ziekte en dood verloren was gegaan. Maar de focus staat bij Marcus uiteindelijk niet op beide vrouwen gericht maar op Jezus, die het Rijk Gods nabij brengt, die de onreine geesten bedwingt en, door medelijden bewogen, velen geneest die aan allerhande ziekten leden. Wanneer Jezus binnentreedt in onze existentie, en daar ook wordt binnengelaten, worden we geheeld en genezen: psychisch, lichamelijk en sociaal. Daarvan geeft het dubbelverhaal van die twee dochters van Israël ons een sprekend tableau.
De eerste aan wie heil geschiedt is de dochter van een notabele, Jaïrus. Deze Jaïrus valt Jezus te voet, voorwaar een belangrijk detail. De voeten van Jezus die het verst van zijn hoofd verwijderd zijn, zoals de zoom van zijn kleed die straks door die andere vrouw zal worden aangeraakt; die voeten die de grond kennen, de dorens en de slangen, de ruwe en glibberige paden van de vijand, aan die heilige voeten werpt Jaïrus zich neer: Een gebaar van grote nederigheid. En Jezus gaat mee naar het huis van de overste en wekt zijn dochter op uit de dood. Geen geschrei of rouwmisbaar mag er zijn want het Leven is dit huis binnengetreden. Jezus wekt op ten leven, meteen het meest spectaculaire wonder in heel het Marcusevangelie. Eens zal hijzelf opstaan uit de dood als eerste van hen die ontslapen zijn.
Markus weet ons nog te zeggen dat het meisje twaalf jaar is, in de cultuur van die tijd de leeftijd waarop men volwassen werd. Een jonge vrouw die nog heel haar leven voor zich had en die ten dode was ingeslapen, wordt door Jezus hersteld en teruggezet in de dynamiek van het leven. Om deze dynamiek tot in zijn fysieke dimensie te benadrukken, voegt Jezus eraan toe: ‘Geef haar te eten’. De genezing is heel concreet en lichamelijk.
Als intermezzo vertelt Marcus nog een ander verhaal, de genezing van een vrouw die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed. Het getal twaalf, symbool van volheid, verbindt de twee vrouwen en beide verhalen. Twaalf jaar lang vloeit het leven weg uit deze dochter van Israël. De bloedvloeiingen maken haar bovendien onrein. Niemand mag omgang hebben met een vrouw in haar maandstonden of haar zelfs aanraken. Deze vrouw is niet alleen ziek maar ook sociaal geïsoleerd.
Maar nu heeft ze al haar moed bijeen geraapt, haar huis verlaten, zich in de menigte begeven, en zich zelfs naar voor gedrongen om de zoom van Jezus’ kleed aan te raken, het meest nederige, het verst verwijderde. Deze moedige stappen slaan in Jezus een kracht los. Hij voelt dat. De menigte die langs alle kanten tegen Hem opdringt, slaat geen enkele kracht in Hem los. Dat contact is betekenisloos. Maar die vrouw die niemand mocht aanraken en alleen maar de zoom van Jezus habijt beroert, die raakt Jezus tot in de kern van zijn wezen. Op slag is de vrouw dan ook genezen in de meest intieme en zieke plek van haar lichaam. En Jezus nodigt haar uit om publiekelijk alles uit te spreken. Op die manier zet Hij haar terug in de gemeenschap. Zij wordt opnieuw een door de groep gerespecteerde en geïntegreerde persoon.
Twee verhalen van redding, waarbij in twee vrouwen de oorspronkelijke scheppingsorde wordt hersteld. In Jezus maakt God zijn bedoelingen met de wereld kenbaar: Hij wil geen God van doden zijn maar van levenden.
Maar toch is de dood alomtegenwoordig in onze wereld, rondom ons, in ons, biologisch, sociaal, mentaal. We kunnen er niet naast kijken. Daarom zal Jezus die dood zelf tegemoet treden, er a.h.w. dwars doorheen gaan. Zelf werd Hij een man van smarten, met ziekte vertrouwd. Hij werd arm om onzentwil terwijl Hij rijk was, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede. Zo groot was zijn liefde. Na zijn doortocht op aarde als mens onder de mensen werd Hij doorstoken, gekastijd en geïsoleerd. Hij trad de dood binnen. Maar zoals door één mens de dood begon te heersen als gevolg van de val van die mens, zo bewerkte God door die ene mens, Jezus Christus, nieuw leven, goddelijk leven. De dood werd verslonden. ‘Dood waar is uw angel? Dood waar is uw overwinning? zal Paulus uitroepen. Maar zover zijn we nog niet bij Marcus. ‘Wie is toch die Jezus?’ zal Marcus de mensen zich doen afvragen.
Laten wij kiezen voor het leven, broeders en zusters, door te kiezen voor Jezus, de Levende, en Hem binnen te laten in ons bestaan. En voeden wij ons in deze Eucharistie met zijn Lichaam en Bloed, het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Dat alles wat dood in ons is, in ons denken en doen, in de scheiding die ons beklemt en het isolement dat ons ongelukkig maakt, erdoor omgevormd mag worden tot nieuw, Godverbonden, eeuwig leven. Amen.
Br. Guerric Aerden ocso