Homilie 23 zondag jaar C 2019

 

 

 

 

Wijsh. 9,13-18b   Fil. 9b-10.12-17   Lc 14,25-33

Weet wat je doet. Niet verder springen dan je stok lang is. Dat zijn nuchtere wijsheden, die goed aansluiten bij wat we vandaag van Jezus te horen krijgen. De Heer gebruikt voorbeelden uit de dagelijks leven die we maar al te goed verstaan. Als je een huis wil bouwen of verbouwingen wil uitvoeren, ga je berekenen of je dat wel aankunt, financieel, sociaal, als gezin of gemeenschap. We vinden dat normaal en we kennen allemaal voorbeelden van waar het is misgelopen, waar de bouw halverwege werd stopgezet, soms ook door oorzaken van buitenaf waar je geen schuld aan hebt. En in een tijd als de onze, met dreigende wereldwijde recessie, is dat beslist actueel. We kennen voorbeelden van grootschalige projecten die te maken krijgen met gigantische budgetoverschrijdingen, wegens verkeerde inschattingen. En dan zijn we er heel vlug bij om een beschuldigende vinger uit te steken.

 

 

En welk land dat oorlog gaat voeren zal niet eerst de situatie goed taxeren: hoe sterk is de tegenstander? Hoe gaan de bondgenoten reageren? Welke wapens, welke tactieken werpen we in de strijd? Is er een uitstapplan voor als het misloopt? En zijn er kansen voor een vredesovereenkomst na de aanval? We zien dit soort afwegingen maken in de confrontaties tussen Iran en Amerika, tussen Israël en Hezbollah, tussen Noord-Korea en de landen die het bedreigt met zijn nucleaire wapens. Je voelt de dilemma’s. Niets doen is geen optie, maar wel iets doet, levert risico’s op. Speel je niet onbewust in de kaart van je tegenstander? Onze actualiteit laat zien hoe herkenbaar de beelden zijn die Jezus gebruikt.

 

Weet wat je doet. Bezint eer ge begint. En er zijn nog meer van die volkswijsheden die door prudentie zijn geïnspireerd. Maar is het Jezus alleen om voorzichtigheid te doen? Ik denk het niet. Zijn wijze voorbeelden staan niet op zichzelf, maar in een verband. En dat verband is bij Lucas heel duidelijk de tocht naar Jeruzalem. Jezus is onderweg en we lezen aan het begin van het evangelie dat grote menigten Hem volgen. Het massatoerisme van die tijd. Ook op andere plaatsen in het evangelie horen we van grote menigten die de charismatische Wonderdoener achterna lopen. En wat zoeken ze?

 

Toeristen – ook religieuze toeristen – zijn op zoek naar een authentieke ervaring, een authentieke plek, een authentieke spreker, en noem maar op, om daar in de eerste plaats zelf beter van te worden. Ze trekken vandaag een selfie bij een ravijn, een waterval, een piramidetop – zelfs met het risico er af te donderen – omdat dat ravijn, die waterval of die piramide hen een meerwaardegevoel geeft. De authentieke ervaring tilt hen een ogenblik op uit de anonieme grijsheid van hun middelmatig bestaan. En dat was niet anders bij het merendeel van die menigten die Jezus volgden.

 

Maar Jezus wijst dat soort volgers radicaal van de hand. Vandaar zijn scherpe eisen aan wie zijn volgeling wil zijn. Jezus wil zich niet omringen met zeurende toeristen, op sensatie beluste kijklustigen of meetrekkende jaknikkers. Jezus volgen kost wat, dat blijkt uit die beelden van bouwen en ten strijde trekken. Jezus is onderweg, zijn doel is Jeruzalem, het zenuwcentrum van de joodse religie, waar de tempel staat en waar straks het kruis wordt geplant, waarop Hij zijn missie zal voltooien: de verlossing van de mensheid, de redding van de wereld, de openbaring van Gods ultieme liefde voor zijn schepping. Jezus wil zoveel mogelijk mensen betrekken bij dat Koninkrijk, zoals zijn missie in de Bijbel genoemd wordt. Een leven in en vanuit God. En Hij bereidt zijn leerlingen voor om de beweging die Hij in gang heeft gezet straks in heel de wereld uit te dragen, vanaf Jeruzalem tot aan de uiteinden van de aarde. (Hand. 1,8)

 

Dat is het grote plaatje, waar we vandaag een kleine uitsnede van krijgen. Dat betekent dat we de woorden van Jezus moeten situeren in het geheel. Jezus spreekt tegen mensen die met Hem op weg zijn, om op een of andere manier ingeschakeld te worden in die grote beweging van het Evangelie, de verkondiging van de Blijde Boodschap. En binnen dat perspectief spreken zijn woorden ook ons aan, vandaag anno 2019. Want ook wij willen in het spoor van de Meester lopen, niet als toeristen, als selfies-makende toeschouwers, maar als mensen die zelf ten diepste betrokken zijn, met al hun relatie-netwerken, met heel hun hebben en zijn.

 

Als je dus mee wil doen met die bevrijdingsbeweging van Jezus: goed, heel mooi, maar weet wel wat je doet. Vertil je er niet aan, overschat je mogelijkheden niet. Anders ben je als iemand die gaat bouwen, maar het karwei niet af krijgt. Dat is een verstandige afweging, maar het is niet de hele wijsheid. Want aan het begin van dit Evangelie zegt Jezus ons: “Als iemand naar Mij toekomt, die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn. Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn.” En op het eind voegt Hij er nog aan toe, dat je afstand moet doen van al wat je bezit. Wat een verschil met die voorzichtige woorden over de torenbouw en de koning die ten strijde trekt! Dat lijken twee totaal verschillende werelden te zijn. Daarin schuilt de paradox van dit Evangelie.

 

Want welk weldenkend mens kiest ervoor om zo radicaal te breken met zijn familie, met alles wat hij bezit? En waarvoor? Voor een onzekere toekomst! Iedereen die daar even gaat bij zitten om er een rekensommetje bij te maken, kan maar tot één conclusie komen: niet aan beginnen, veel te riskant. Geen wonder dat Jezus uiteindelijk in zijn eentje overblijft…

 

We voelen in dit evangelie de spanning tussen het berekenende, weloverwogen handelen, en het onredelijke, haast onverantwoordelijke van een volledige overgave. Wat is wijs? Is er een redelijke middenweg? Ik weet het eerlijk gezegd ook niet. Maar ik zou er dit bij zeggen: Jezus volg je niet als een of ander menselijk idool. Je volgt Hem als de mensgeworden Liefde van God, en dat doe je niet op louter eigen kracht. Je krijgt er genade voor. Het vraagt een totale onthechting, zoals de Heilige Cassianus ons in de nachtwake voorhield. En niemand kan dat voor jou doen. Het is jouw keuze én Gods genade die aan jou geschiedt. Daar heb je beide wijsheden voor nodig: de wijsheid van de bedachtzaamheid, van de onderscheiding, van de torenbouwer, weten waar je grenzen liggen; maar ook de wijsheid van de durf die alles waagt en alles wint, die de narcistische controle opgeeft, die de sprong waagt in het ongewisse om in de handen te vallen van de levende God. Want, zegt Prediker, ‘wie altijd op de wind let, komt nooit aan zaaien toe, en wie altijd naar de wolken kijkt, nooit aan maaien’ (Pred. 11, 4). Wie alleen maar berekenend leeft, mist de muze, mist het ‘kairos-moment’, het uur van genade, waarin God je roept in de nacht.

 

 

Broeder Guerric Aerden ocso