Homilie 5 de Paaszondag

Vijfde Paaszondag B Joh. 15,1-8    Hand 9,26-31    1 Joh 3,18-24

+ Beste vrienden, de streek waar ik als kluizenaar woon is de Rhônevallei in de Franse Provence, een typische wijnstreek. Het hele jaar rond zie ik hoe de wijngaarden er van uitzicht veranderen, van de kale wijnstokken in de winter, de snoei in het vroege voorjaar, de groei en bloei van de ranken in de lente, de ontwikkeling van de druiventrossen in de zomer en de oogst in september. Om dan in de herfst de wijngaarden zich te zien tooien met vuurrode en gele tinten. Maar in die jaarcyclus ligt de focus toch op de oogst van de druiven. Daarvoor dienen trouwens de vele inspanningen die door de wijnbouwers het hele jaar door verricht worden. Een wijngaard reflecteert de levensloop.
    Jezus gebruikt het beeld van de wijngaard in veel van zijn parabels en onderrichtingen, omdat wijn en wijngaarden deel uitmaakten van de mediterrane cultuur van zijn land en zijn tijd. Ook in het Evangelie van vandaag gebruikt Jezus dat beeld in een stukje uit zijn afscheidsrede tijdens het Laatste Avondmaal. Wat zegt Jezus daar eigenlijk? Eerst en vooral dat een wijnstok vrucht moet dragen, anders wordt hij omgehakt en in het vuur gegooid. Ook een mensenleven moet vruchtbaar zijn, anders is het tevergeefs.


     Bij vruchtbaarheid denk je natuurlijk automatisch aan biologische vruchtbaarheid, aan procreatie, kinderen voortbrengen, een gezin stichten en je kroost grootbrengen. Maar deze lichamelijke vruchtbaarheid bedoelt Jezus uitdrukkelijk niet. Hij bedoelt een vruchtbaarheid op een hoger of dieper niveau, een spirituele vruchtbaarheid, vruchten voortbrengen van geloof en liefde. En deze vruchten van geloof en liefde kan een mens pas voortbrengen als hij verbonden is, zoals de rank met de wijnstok. Wil een christen vruchten voorbrengen van geloof en liefde dan moet hij verbonden blijven met Christus. Een mens moet zich geen christen noemen, als hij geen relatie heeft met Christus. Christen-zijn is geen kwestie alleen van het aanhangen van een paar christelijke waarden of van het af en toe bijwonen van een liturgische viering. Christen ben je maar in de mate dat je een levende relatie hebt met Christus, in de mate dat je verbonden bent met de gestorven en verrezen Heer, in de mate dat je Hem erkent als de ‘Heer’ van je leven.
     Vruchtbaarheid is dus een begrip dat ten nauwste samenhangt met de ervaring van ‘verbondenheid’, een typisch bijbels begrip overigens want God sluit herhaaldelijk een ‘verbond’ met het Godsvolk, en Jezus sticht het ‘Nieuwe en definitieve Verbond in zijn bloed’. Verbondenheid, relatie en dialoog liggen daarbij in elkaar verlengde en roepen elkaar op. Een mens die verbonden leeft staat in relatie met zijn omgeving en dialogeert ermee. Een mens die niet verbonden is, raakt geïsoleerd; hij draagt geen vrucht, verzuurt en verdort tenslotte. Verbondenheid daarentegen is leven-gevend en leven-schenkend. Wil je vrucht dragen, kijk dan eerst en vooral naar de kwaliteit van je verbondenheid, met jezelf, met je levenspartner, met je kinderen, met je vrienden, met de Kerk, uiteindelijk met Christus. “Blijf in Mij, zegt de Heer, dan blijf ik in jou! Zonder Mij kun je immers niets.”
       Via ons doopsel zijn wij geënt op de wijnstok Christus. Want wij werden gedoopt in zijn dood en verrijzenis. In de Paasnacht viert de Kerk elk jaar opnieuw haar geboorte uit water en Geest, zoals het oude Godsvolk door de Rode Zee trok om in de woestijn de Wet van het verbond te ontvangen, de Thora of de vijf boeken van Mozes. In elke Eucharistie vieren wij onze verbondenheid met het Pascha van Christus, zijn dood en verrijzenis. Maar willen wij echt verbonden leven met Christus en vruchten voortbrengen van geloof en liefde, dan moet er nog iets meer gebeuren.
    Een gelovige christen moet ook bidden en leven vanuit het gebed. Ik zei reeds dat verbondenheid alles te maken heeft met dialoog. Het gebed is de dialoog met God, soms een woordeloze dialoog, maar toch een dialoog. In een dialoog wordt geluisterd en gesproken, eerder geluisterd dan gesproken. “Als de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft, 't lijzigste gefluister ook een taal en teken heeft”, dichtte G. Gezelle in de 19de eeuw. In het gebed luisteren wij naar de aanwezige Christus, die wij soms – of zelfs vaak – als afwezig ervaren. Maar als wij God als afwezig ervaren, komt dat louter en alleen omdat wij afwezig zijn bij onszelf, afwezig in ons hart waar God woont. Bidden is aanwezig komen bij jezelf en bij de dingen.
     Als we echt met God in relatie willen treden, dan komt onvermijdelijk de vraag ons ik te laten sterven. Ons ‘ik’ is namelijk niet verbonden; het is gebouwd rond onze angst, onze zelfhandhaving, onze reflex tot zelfbehoud. Dat ‘ik’ kan God niet ontmoeten, die per definitie relatie is en relatie sticht: Vader, Zoon en Geest in een wederkerige liefde die ook uitgaat naar zijn schepping. Een echte ontmoeting met God betekent altijd een vernietiging voor het kleine angstige en zelfzuchtige ik. Maar zulke Godsontmoeting in gebed is ook bevrijdend, verlossend en leven gevend. “Wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt rijke vrucht” zegt de Heer (Joh. 15,5).
    Zusters en broeders, een wijnstok wordt gesnoeid opdat hij meer vrucht zou dragen. Snoeien doet groeien, zegt het spreekwoord. Onze hemelse wijngaardenier snoeit niet in het wilde weg maar met kennis van zaken. Hij knipt onze egoïstische verlangens af, hij gaat flink tekeer in onze zelfzucht en snoeit bikkelhard in onze ik-gerichtheid. Dat zijn immers ranken die geen vrucht dragen. Hij doet dit opdat de goede ranken meer vrucht zouden dragen. Dat zijn, zoals de Eerste Brief van Johannes het formuleert: “liefhebben metterdaad en in waarheid, en Gods geboden onderhouden”. Als wij verbonden blijven met Christus, de ware Wijnstok, en de ranken van ons ego laten afsnijden, zullen wij overvloedig vrucht dragen in de liefde. En door in de liefde te zijn, groeien we uit tot ware zonen en dochters van God, naar het voorbeeld van Jezus Christus, onze verrezen Heer. Amen.                               Br. Guerric ocso