Homilie Pasen 2022

 

Pasen Dagmis    Hand 10,34-43  Kol 3,1-4    Lc 24,1-12

 

 

 

 

 

 

Na drie bewogen dagen van leed, vertwijfeling, ongeloof en angst komen eerst de vrouwen in beweging. Maria Magdalena lijkt het groepje wel aan te voeren: haar naam verschijnt steevast in alle verschijningsverhalen. Maar bij Lucas klinken nog andere namen: Johanna en Maria, de moeder van Jakobus. Verder zijn er nog enkele anonieme vrouwen in die groep, die nu het lichaam van Jezus willen gaan balsemen op de Joodse wijze, met aromaten of reukwerken waarvan mirre het voornaamste bestanddeel was. Op byzantijnse paasiconen worden de mirredraagsters picturaal vaak afgebeeld. De tweede paaszondag in de oosters-orthodoxe liturgie is traditioneel de zondag van de mirredraagsters of myrophorae. Het was erom te doen het lichaam van een gestorven dierbare een laatste eer te bewijzen. Een mooi piëteitsvol gebaar. Geuren blijven het langst in de herinnering en het reukorgaan is een toegangspoort tot onze ziel. Met mirregeuren proberen de vrouwen de herinnering aan hun gestorven Heer levend te houden. Maar zij vinden in die vroege morgen van de eerste dag van de week, de dag die wij nu zondag noemen, een lege tombe waarvan de steen is weggerold. Dat lege graf doet vragen rijzen: waar is het lijk gebleven? Heeft iemand het misschien weggenomen? De zwachtels waarin dat lijk gewikkeld was zijn eigenaardig genoeg blijven liggen!
Wie neemt nu een dood lichaam mee zonder het linnen waarmee het omwikkeld was? Verbijstering, onzekerheid, schrik: dat zijn de gevoelens die deze vrouwen nu bevangen.



De verrijzenis van Jezus is geen historisch feit in de zin dat het met de zintuigen door iemand is vastgesteld. Niemand heeft Jezus zien verrijzen. Alle afbeeldingen van een uit het graf opstijgende Christus zijn vrome verbeeldingen van later tijd. Het enige echte feit is een leeg graf. Van meet af aan is het verrijzenisgeloof gefundeerd op het getuigenis van de mirredraagsters in hun confrontatie met dat lege graf. In tweede instantie zullen ook de mannelijke apostelen, Petrus en de anderen, dit feit van het lege graf bevestigen, niet zonder eerst de vrouwen van beuzelpraat te hebben beticht. Het moet voor de leerlingen een enorme schok geweest zijn, om na de roemloze dood van hun grote held nu ook nog zijn gestorven lichaam te moeten missen, het enige waar ze zich nog een beetje aan konden optrekken. Niets blijft er van Hem over, helemaal niets, tenzij…de herinnering. En precies op die herinnering doen de engelen bij het lege graf appel: “Hij is niet hier, Hij is verrezen! Herinnert jullie wat Hij nog in Galilea tot jullie gezegd heeft: de Mensenzoon moet worden overgeleverd in zondige mensenhanden en worden gekruisigd, maar op de derde dag zal Hij verrijzen.” En zij herinnerden zich inderdaad deze woorden die Hij toen gezegd had, maar waar ze niet bij hadden stilgestaan.


Het beroep doen op de herinnering of het geheugen zal in de latere christelijke spiritualiteit een enorm impact hebben. Bij Augustinus bijvoorbeeld is het menselijk vermogen tot herinneren altijd verbonden met de aanwezigheid van de Vader, terwijl het verstand verwijst naar de Logos van Christus en de bewogenheid van de liefde naar de Heilige Geest verwijst. Samen vormen ze de menselijke ziel, waarvan de herinnering de basis vormt, zoals de Vader de bron is van de Zoon en de Geest. Zich herinneren betekent dat men de buitenwereld heeft verinnerlijkt en geassimileerd. Pas de zaken die men in het geheugen heeft opgeslagen zijn echt van jou en horen je toe. De rest is informatie: die blijft aan de buitenkant en maakt nog geen deel uit van jezelf. De verrijzenis van Christus kan men verstaan als een activering van het vermogen tot herinneren. De woorden die Jezus tijdens zijn aardse leven gesproken had en de daden die hij gesteld had, worden met Pasen in de leerlingen geactualiseerd en door hen toegeëigend en verinnerlijkt. Deze gedachtenis brengt de Levende in hun midden.

Dit gedenken brengt de Verrezene ook in ons midden. Als wij die unieke en doorleefde woorden van Jezus Christus uit de evangeliën echt tot de onze maken, door ze van buiten te leren en er op te kauwen, komt Hij aanwezig. Want het woord van de Heer is levend en krachtig en in staat onze dode zielen weer tot leven te wekken. “Als gij met Christus ten leven zijt gewekt”, zegt Paulus, “zoekt dan wat boven is, daar waar Christus zetelt aan de rechterhand van God. Zint op het hemelse, niet op het aardse.” Opvallend in het verrijzenisverhaal van Lucas hebben de vrouwen bij het lege graf het hoofd naar de grond gebogen, totdat zij van de engelen te horen krijgen: “Wat zoekt ge de Levende bij de doden, Hij is niet hier, Hij is verrezen!” “Zoekt wat boven is”, zegt ook Paulus.

De mirre-dragende vrouwen worden geraakt, aangeraakt, en komen tot inzicht: Jezus leeft! Hij is tot leven opgewekt door zijn Vader. Hun herinneringen aan wat zij van Hem hadden gehoord en gezien, doet hen nu begrijpen dat Hij verrezen is. Hun herinnering opent een toekomst. Er kan iets nieuws beginnen. Het is al aanwezig, ziet gij het niet? De Kerk voedt ons op in dat herinneren. Bij elke Eucharistieviering gedenkt zij Jezus’ dood en opstanding, totdat Hij komt. Elk jaar vieren we Pasen en raken we dieper geworteld in Gods geheim dat een verrijzenisgeheim is, een liefdesgebeuren dat sterker is dan de dood.
Zalig Pasen.

Br. Guerric ocso