Homilie Kerstnachtmis 2023
Kerstnachtmis Jes 9,1-6 Tit 2,11-14 Luc 2,1-14
“Het volk dat ronddwaalt in het donker ziet een helder licht, en over de inwoners van het land van de duisternis gaat een stralend licht op” (Jes 9,1). Elke Kerstnacht opnieuw wordt ons deze oude profetie van Jesaja voorgelezen, in combinatie van het verhaal van de volksstelling waarbij Maria en Jozef zich naar hun stad van oorsprong, Bethlehem, spoeden waar hun kindje geboren wordt. Maria bevalt niet in de plaatselijke herberg, want daar is voor zulke gewone mensen geen plaats, maar ergens buiten, in een beschutting voor dieren, waar hun kindje in een voederbak voor vee gelegd wordt. En er zijn engelen en er zijn herders.
Het verhaal van de Kerstnacht doet mij ieder jaar denken aan het schilderij van Pieter Breughel de Jonge, ‘De volkstelling’ uit 1566, de tijd van de godsdienstoorlogen. Het tableau stelt een Vlaams dorp voor in de winter en er is allerlei volk op de been. Het is vroeg donker en er moet nog van alles gebeuren. Er zijn mensen hout aan het sprokkelen, kinderen spelen in de sneeuw en op het ijs. Op de voorgrond worden twee varkens geslacht. Karavanen met handelswaar trekken door het dorp. Mensen die zwaar bepakt zijn komen aan, terwijl anderen lijken te vertrekken. Sommigen lijken de weg verloren. Een vrouw veegt driftig de sneeuw weg. Anderen warmen zich bij een vuurtje, terwijl enkele mannen vertier zoeken bij een holle boom die als kroeg fungeert. Vooral bij de dorpsherberg is er een toeloop. Daar hangt de dubbele adelaar van de Habsburgers uit. De dorpsherberg is het belastingkantoor van de Spaanse overheersers geworden. De inkomsten worden geregistreerd in een groot boek. Het schilderij lijkt een idyllisch tafereel maar in feite spreekt het over zware verdrukking. Vlaanderen werd in die tijd leeggemolken door Filips II van Spanje. Je ziet op het tableau ook overal geharnaste soldaten afgebeeld. En ergens verloren op dit tableau vind je ook Maria, gezeten op een ezeltje met het goddelijk geheim ergens onder haar wijde blauwe mantel. En Jozef, herkenbaar aan een zaag, die de ezel trekt. En achter de ezel staat een magere os.
“Het volk dat ronddwaalt in het donker ziet een helder licht, en over de inwoners van het land van de duisternis gaat een stralend licht op” (Jes 9,1). Maar op het zestiende-eeuwse doek van Breughel schijnt niemand dat licht op te merken. Ieder is met het zijne bezig. Ieder gaat zijn eigen gang. De meeste figuren zijn slechts op de rug gezien, van slechts enkelen ziet men het aangezicht. Er is geen blije lach, geen vonk van verstand, alleen doffe expressieloosheid. Is dit vandaag zoveel anders? Is onze tijd niet zoals op dit schilderij een kleurrijke wirwar van mensen op zoek naar wat geluk en naar een doel, of die botweg hun plicht vervullen, hun belastingen betalen en zorgen dat de bureaucratie draaiende blijft? Op het schilderij van Brueghel staat in de verte ook een kerk, maar die biedt geen geborgenheid meer. De burcht achter in het dorp, waar men vroeger in tijden van nood zijn toevlucht kon zoeken, staat op instorten. Ook dit is een beeld van onze tijd. De secularisatie heeft de religie uitgebannen. Of beter gezegd niet uitgebannen, maar ze onttrekt zich aan de controle van de Kerk. De traditionele vormen van religie – de leer, de moraal, het ritueel, de persoonlijke vroomheid – zijn van elkaar losgeraakt en leiden een eigen leven. Het zijn
geëmancipeerde vormen van religie geworden die via internet voor iedereen toegankelijk zijn. Individuen of groepen kunnen naar believen kiezen en hun eigen pakket samenstellen. Sommigen gebruiken christelijke symbolen en retoriek in politieke zin. Onder de banier van de verdediging van westerse, christelijke waarden spinnen extreemrechte politieke demagogen garen. Hun favoriete doelwitten zijn de Europese Unie en de migranten, maar hun mentaliteit en levensstijl staan mijlenver af van het evangelie.
Maar er zijn ook mensen die op zoek gaan naar spiritualiteit als de zin van het menselijk bestaan. Men kan spiritualiteit ook verkopen onder de noemer van goedkope esoterie, wat leidt tot commercialisering en trivialisering van spiritualiteit. Maar vele authentieke zoekers naar spiritualiteit blijken open, tolerant, flexibel en solidair te zijn. Ze streven verzoening na tussen de bevindingen van de moderne wetenschap en het geloof. Ze aanvaarden diversiteit, laten twijfel toe en proberen om te gaan met het kwaad in de wereld. Vaak vind je deze zoekers naar spiritualiteit in kerkelijke gemeenschappen, in lekengroepen rond kloosters en in allerlei sociale en charitatieve projecten. Ook dit landschap doet me denken aan het schilderij van Breughel. Maar ook aan een zin uit het eerste hoofdstuk van Johannes dat uit de mond komt van Johannes de Doper: “Midden onder u staat Hij die gij niet kent” (Joh 1,26).
In de smeltkroes van onze hedendaags samenleving, waar mensen in allerlei richtingen gaan en zoeken, waar mensen met allerlei achtergronden elkaar ontmoeten of naast elkaar heen leven, waar ieder op eigen wijze een plaats probeert te geven aan wat hem overstijgt, aan lijden en dood, aan liefde en saamhorigheid, daar bevindt zich ook een stralend licht dat opgaat over het land van de duisternis, een naamloze vrouw die een kind baart waarvoor geen plaats is in de herberg van onze wereld, een droom van een nieuw en goddelijk begin. Op het schilderij van Breughel gaat de zon weldra onder, maar er zal een nieuw licht in de donkere wereld schijnen. Een nieuwe toekomst staat aan te breken.