Homilie Vierde zondag in de Vdt B 2024
Vierde zondag in de Vdt B 2 Kron 36,14…23 Ef 2,4-10 Joh 3,14-21
Als de oude kerkvaders het Hooglied becommentarieerden – iets wat ze herhaaldelijk en graag deden – legden zij de kus van Gods mond in het eerste vers van dat boek altijd uit als het Woord waarmee God de wereld kust. Het Woord dat door de Geest levend gemaakt is: dat is die kus van Gods lippen waar de bruid zo hartstochtelijk door wil gekust worden. En dat Woord is de enige Zoon, Jezus Christus, die de Vader uit liefde aan de wereld heeft gegeven. “Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar eeuwig leven zou verkrijgen”, hoorden we Jezus zeggen tegen Nicodemus in het evangelie van deze zondag. Een kus hoort thuis in een liefdesverhaal en is een uiting van vriendschap. God houdt van de wereld die Hij geschapen heeft, en van de mens die als enig schepsel een bewustzijn van God kan ontwikkelen, maar die Hij zo reddeloos verloren ziet gaan. Of zoals de heilige Paulus het vandaag zegt in de tweede lezing: “God is rijk aan barmhartigheid omwille van de grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad. Wij die dood waren door onze zonden heeft Hij met Christus het leven gegeven opdat wij door zijn genade gered zouden worden” (Ef 2,4-5).
In de liefde zijn er altijd twee partners. Vriendschap blijft dode letter als ze niet ontvangen en beantwoord wordt. “Je bent een bron in een tuin, een fontein van levend water” (Hl 4,15), zingt de Bruidegom de bruid toe in het Hooglied. De mens die God toelaat in zijn leven is zulk een fontein van levend water te midden van bloeiende tuinen, een bron waar anderen en God zelf zich aan laven. Maar de mens die terugplooit op zichzelf en zich van God afkeert, wordt een dor land zonder water. Hij geeft gevolg aan de ingeboren neiging om over zijn eigen leven te willen beschikken en het te controleren. Hij wil zichzelf de baas zijn en ook anderen wil hij controleren. Een volle agenda en een haast continu afgestemd zijn op de smartphone, de tablet of de PC zijn zowat het symbool van deze van God vervreemde mens. Niet dat een aansluiting op het internet in strijd is met de Geest, maar zich kunnen afsluiten van het internet en de drukke agenda kunnen toeklappen, laten zien wie en wat het belangrijkste is in je leven. De oude monniken zouden dat ‘ascese’ noemen, een afgrenzing maken om voor jezelf te tonen waar het in je leven echt om gaat. En onze Veertigdagentijd is ook zo’n afgrenzing die ons op onze
eigen bron concentreert, op de rust en de onbekommerdheid die geschonken worden door de Heilige Geest in het gebed.
We lazen in de eerste lezing uit het tweede boek Kronieken over de fluctuatie in de geschiedenis van het oude Godsvolk. Van ontrouw aan het verbond en het misprijzen van Gods woorden, waardoor het volk in ballingschap gaat en het land zeventig jaar braakland wordt, een land zonder tuinen en zonder bronnen. En van God die via de Perzische koning weer toekomst schept voor Jeruzalem en de mens de draden van zijn verbond weer aanreikt. De woorden van God in de Schrift zijn als kussen van een verliefde God die de mens weer tot leven wil kussen. Maar ze kunnen ook op je afkomen als een vuistslag in plaats van als een kus, wanneer je het licht verafschuwt en kiest voor de duisternis. Het woord van God wordt daarom ook een tweesnijdend zwaard genoemd, dat doordringt tot het raakpunt van ziel en geest en dat de bedoelingen en gedachten van de mens blootlegt (Hebr 4,12).
God biedt zich aan ons aan als een vriend. “Ik noem jullie geen slaven meer maar vrienden”, zegt Jezus tegen zijn leerlingen (Jo 15,15). De slaaf leeft onder de wet van de angst. Hij is gereedschap voor de ander. De vriend echter is voor de ander een bron. God haakt hartstochtelijk naar onze vriendschap. Hij wil zijn vriendschap beantwoord zien door de onze. Tesera van Avila vertelt in haar autobiografie hoe zij het gebed lange tijd als een opgave zag, iets wat ze moest doen voor God en wat haar veel moeite kostte. Tot ze zich opende voor de liefde en ontdekte dat Jezus een heel goede vriend voor haar was. Toen veranderde haar gebed. Bidden werd als samen drinken aan een bron van levend water, als een feest van vriendschap, als een kus tussen geliefden.
Br. Guerric ocso