Homilie Hemelvaart B 2024


Hemelvaart B   Hand. 1,1-11        Ef. 4,1-13        Mc. 16,15-20

Hemelvaart betekent het definitieve afscheid van de lichamelijke Jezus. Verscheen de verrezen Christus na Pasen nog vele malen aan zijn leerlingen om hun geloof in zijn opstanding te sterken en te bevestigen, met Hemelvaart komt ook aan die verschijningen een einde. Voortaan moet de jonge Kerk verder met de Heilige Geest en met een “geestelijke” Christus. “Voortaan kijken we naar niemand meer op louter menselijke wijze: ook al hebben wij de Christus op die manier gekend, dan nu toch niet meer”, schrijft ook Paulus (2Kor 5,16). De mens Jezus is definitief weg, maar de indruk die Hij naliet blijft. En deze sterke herinnering wordt voortaan gevoed en aangezwengeld door de Heilige Geest. Deze Heilige Geest betekent een nieuwe aanwezigheid, die de leerlingen letterlijk in beweging brengt en ze aanspoort te getuigen van Jezus Christus, de Verrezene. Het mysterie van Christus’ Hemelvaart heeft met andere woorden alles te maken met loslaten, met de ervaring van zowel afwezigheid als van een nieuwe aanwezigheid. De lichamelijke Jezus die de apostelen zo zichtbaar en tastbaar nabij was, wordt hen met Hemelvaart definitief ontzegd. Ze moeten het voortaan stellen zonder zijn zintuigelijke gestalte, maar daarom niet zonder Hem. Want Jezus Christus blijft bij zijn leerlingen met zijn Geest. “Zie, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld”, zegt Jezus bij Matteüs. En bij Marcus horen we dat de ten hemel opgenomen Heer met de leerlingen blijft meewerken en het Woord bevestigt door het met tekenen te vergezellen (Mc 16,20).


     We kennen allemaal dat gevoel van frustratie en verdriet wanneer ons iets dierbaars wordt afgenomen, en al helemaal als een geliefde mens ons ontvalt. Plots gaapt er een leegte, waarvan we denken dat niets ter wereld die nog kan vullen. We raken gedesoriënteerd en voelen ons in de steek gelaten. We worden teruggeworpen op onszelf. Na de aanvankelijke rouw om het verlies, kan er echter een nieuw besef groeien dat de verdwenen persoon naar iets beters is vertrokken. We komen los van de focus op ons eigen verlies, en denken meer aan wat de verdwenen persoon ons heeft nagelaten aan dierbare herinneringen, kostelijke woorden of aan een of andere opdracht die hij of zij ons op het hart drukte.
     Iets gelijkaardigs moeten ook de apostelen beleefd hebben en beleven ook wij die anno 2024 leerlingen zijn van Jezus. Ook vandaag nog beleeft de Kerk de zekerheid dat Jezus altijd in haar midden aanwezig blijft, en dus eveneens voor ons die ledematen zijn van dit lichaam van Christus. Maar waar kunnen we die aanwezigheid van Jezus dan gewaarworden? Waar ontmoeten we Hem? In feite is Hij op vele manieren voor ons bereikbaar. Allereerst in zijn Woord, zijn Testament. Dat geldt in het bijzonder als we in de heilige liturgie naar Hem luisteren. In de liturgie worden de dode letters van het gedrukte woord opnieuw levend. In de actief gevierde liturgie spreekt God werkelijk tot ons door de woorden die voorgelezen en verkondigd worden. “Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren.” (Mat.13,9) Welnu, bij ons doopsel hebben wij deze ‘oren om te luisteren’ ontvangen. Misschien hebben we er toen niet veel mee gedaan, en zijn we pas later echt gaan luisteren naar het Woord van God. Beter laat dan nooit. Het gaat ook niet om onze vleselijke oren waarmee we naar de nieuwsberichten luisteren. Maar het gaat om de innerlijke oren waarmee we de Geest beluisteren die spreekt door en in Gods Woord. Dan is Jezus, de Heilige Gods, nabij en bedekken we schroomvol ons gelaat.
     Jezus is eveneens altijd aanwezig in elk van onze broeders en zusters. “Wie zijn broeder gezien heeft, heeft zijn Heer gezien”, zei Tertullianus, een van de vroegste Kerkvaders. Maar Jezus is vooral aanwezig in de meest nederige en meest beproefde mensen. Hij is aanwezig in de naaste die ons het meest nodig heeft. Dat noemt Jezus ‘de allerminste van de mijnen’. “Al wat gij gedaan hebt voor één van deze geringste van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan” (Mat. 25,40). We mogen ons gerust de vraag stellen wie dan wel onze geringste broeder of zuster is, en wat we zoals voor hem of haar kunnen betekenen. Het kan om een kind gaan, om een zieke of gehandicapte, ja, zelfs om een vijand.  
     Tenslotte is Jezus nog sterker aanwezig op het altaar van de Eucharistie. Hij is daar weliswaar aanwezig onder de gesluierde gedaanten van brood en wijn, vrucht van de aarde en werk van onze handen. Maar dankzij de Heilige Geest die tijdens de handoplegging over de gaven neerdaalt, en door de woorden van Jezus zelf die de celebrant erover uitspreekt – dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed – komt Hijzelf aanwezig om zich opnieuw aan ons aan te bieden. De verrezen en ten hemel opgevaren Heer wil zich in elke Eucharistie door ons laten eten en drinken, zodat wij ons met Hem kunnen verenigen en wij in onszelf een nieuwe aanwezigheid van Jezus ervaren. “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem.” (Joh. 6,56) Op deze manier kunnen wij telkens de tweevoudige inwoning van Jezus in ons vernieuwen: verblijven in zijn Woord en in zijn liefde blijven. En wat die liefde betreft: we weten dat die de Heilige Geest zelf is, die de liefde en de eenheid is tussen de Vader en de Zoon. Bij zijn Hemelvaart beloofde Jezus zijn leerlingen hen met deze Heilige Geest te vervullen. “Het is goed voor u dat Ik heenga, want als Ik niet heenga zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden” (Joh 16,7) En wie vervuld is van de Heilige Geest van liefde zal daar in woord en daad onweerstaanbaar van getuigen. Amen.

Br. Guerric ocso       
1