Homilie Heilig Sacrament B 2024

 

 

 

 

 

Heilig Sacrament B    Ex 24,3-8  Hebr 9,11-15    Marc 14,12-26

Een van de vele genaden die het 2de Vaticaans  Concilie  en  de liturgische beweging die eraan voorafging ons schonk, was de herontdekking van de joodse wortels van onze Eucharistie. In de loop van 20 eeuwen christendom waren we bijna vergeten dat, toen Jezus die laatste maaltijd met zijn vrienden hield, hij dit deed als Jood in een joodse  geloofscontext. Toen Hij brood nam, God dankte, het brak om het te verdelen onder zijn vrienden, deed hij precies wat elke  joodse man op Pasen deed in de kring van zijn familie en vrienden: dankbaar zijn voor de uittocht uit Egypte en voor het begin van de gersteoogst, die de jaarlijkse landbouwcyclus inluidt. Het Jodendom is echter geen cyclische natuurreligie maar een heilshistorische godsdienst, dit wil zeggen dat het dankbaar gedenken van Gods heilshandelen in de geschiedenis met zijn volk en met ieder individu er centraal staat. Dit dankbaar gedenken is zowat de kern van zowel de joodse als de christelijke liturgie.



En toen Jezus op die laatste avond de beker nam, deed hij precies wat iedere Joodse huisvader deed die met zijn gezin een gedachtenismaal vierde. Aan het eind van die maaltijd nam de voorzitter een beker wijn, terwijl de lampen werden aangestoken en wierook werd gebrand, en hij dankte God met drie  zegengebeden: één voor de  Schepping, één voor de verlossing aan Israël bewezen waaronder vooral de verbondssluiting, en tenslotte een derde zegening over de toekomst, waarin de verwachting van de Messias  centraal stond.  Dit  paasmaal, dat een variant is op de Joodse gedachtenismaaltijd, heeft als doel de bevrijding uit Egypte in herinnering te roepen.

Het voorbeeld van de zonen van Israël in de woestijn bevraagt onze eigen levenswijze. Voordat Mozes hen bevrijdde, waren zij in slavernij in het land van Egypte, waar zij brood hadden om te eten en "vis die hun niets kostte, komkommers, meloenen, prei, uien en knoflook". Zij hadden voedsel in overvloed,  maar  zij hadden geen doel in het leven. En God liet hen door Mozes het ware leven ontdekken: in de woestijn gingen zij begrijpen dat de mens niet leeft van brood alleen. In de woestijn wordt het verbond gesloten en ontvangen de Israëlieten woorden van leven. Als volk van het verbond trekken zij binnen in het beloofde land. Het Joodse Paasfeest herinnert hen jaarlijks aan dit avontuur met God, de kern van hun eigen identiteit als volk.

We mogen dus nooit vergeten dat onze Eucharistie een gedachtenismaal is die bevrijding gedenkt. Het Kruis van Jezus Christus en zijn verrijzenis op de derde dag verlost uit elke vorm van zonde en onderdrukking. In onze Eucharistie is echter geen sprake van

een paaslam dat geslacht en gegeten moet worden, omdat Jezus zelf dat Paaslam is, dat geslacht is als zoenoffer voor heel de mensheid. En bij het breken van het brood en het ronddelen van die  laatste  beker voegt Jezus er woorden aan toe die brood en wijn verbinden met zijn gebroken lichaam op het kruishout en zijn vergoten bloed uit zijn geopende zijde. Hij geeft bovendien de opdracht dit gebaar van breken en delen, van eten en drinken, te blijven  doen  tot  gedachtenis  aan Hem. Jezus betrekt die laatste maaltijd, de eerste Eucharistie, dus helemaal op zijn aanstaande lijden en dood als het eenmalige en definitieve offer dat Hij als hogepriester van het Nieuwe  Verbond brengt, en waar Hij zowel offeraar en offerlam is, onder vlek of gebrek. Of zoals de Hebreeënbrief het in de tweede lezing formuleert: “Door de eeuwige Geest heeft Hij zichzelf aan God geofferd als een smetteloos offer, dat onze ziel zuivert van dode werken om een cultus te brengen aan de levende God.” (Hebr 9,14). Zo worden ook wij, door dit offer van Christus, dat wij in elke Eucharistie gedenken, bevrijd van de slavernij van dode werken, van wereldse gehechtheden en zondige relaties.

Er was een tijd dat het feest van het Heilig Sacrament – ‘La fête-Dieu’ – zowat het grootste feest in de katholieke liturgische jaarkring was. Na het opdragen van een zeer plechtige Hoogmis, werd het Sacrament in processie door stad of dorp gevoerd, onder een baldakijn en voorafgegaan door kinderen verkleed in engeltjes. De  plaatselijke fanfare sloot de stoet af en ging het café binnen terwijl het Heilig Sacrament terug de Kerk werd ingedragen. Het gewone volk begreep misschien niet veel van de theologische achtergronden van de Eucharistie, maar met zijn religieus zintuig begreep het dat het Heilige aanwezig kwam, en dat er feest en vrolijkheid moest zijn.

Vergelijken we dit met onze eigen tijd dan zien we heel andere dingen. Het gevoel van heiligheid en feestelijkheid is vervangen door loeiende grasmaaiers, boeren die  op hun velden werken,  bedrijven en winkels die op volle toeren draaien of joggers en mountainbikers die  hun lichaam aftrainen. Met andere woorden en bijbels gesproken: Egypte is weer helemaal terug en de moderne mens verliest er zijn ziel en zijn vrijheid met ongebreidelde consumptie, verslavende sociale media en hedonistische lichaamscultuur. Van welke slavernij wilde onze Heer de mensheid ook alweer bevrijden? Ik pleit niet voor het herinvoeren van processies, maar wel voor het eren van de rust en voor de contemplatie van God-in-ons-midden, het heilig Sacrament van brood en wijn, waarmee God ons uitnodigt een verbond van liefde met Hem te sluiten en te proeven hoe zoet Hij is.

Br. Guerric ocso