HOMILIE 33° zondag B 2024

HOMILIE    33°    zondag B

Zusters en broeders,

      Onlangs vertelde mij één van mijn medebroeders dat hij bezoek had gekregen van een zuster, die heel wat verantwoordelijkheden had gedragen in haar congregatie. Hij had haar gesproken over zijn leven in onze gemeenschap, de vreugde en de pijn. En die zuster antwoordde daarop met een heel kort zinnetje: Je moet uw doel voor ogen houden. Je moet weten waar naar toe je op weg bent.

      Aan die uitspraak moest ik terugdenken, toen ik het evangelie van deze zondag onder ogen kreeg. Hier wordt in nogal krasse, wat onheilspellende woorden uitgedrukt waar naar toe we op weg zijn: “de wereld zoals we die nu kennen, zal een einde nemen – zonsverduistering, vallende sterren, hemelse verwarring – én de Mensenzoon zal komen en Hij zal zijn uitverkorenen verzamelen”. We kunnen dat ook vertalen naar ons eigen persoonlijk leven toe. Waar naar toe zijn we op weg? Voor elk van ons zal dit leven eindigen in de dood. Of gelovig uitgedrukt: voor elkeen komt het uur dat hij de overtocht zal maken naar het andere leven, waar hij zijn Heer zal ontmoeten.



      Ge voelt al: er zijn verschillende manieren om te kijken naar het doel, het einddoel van ons leven. Ons mensenleven loopt uit op de dood of ons leven loopt uit op de ontmoeting met de Verrezen Heer. Het gaat om dezelfde werkelijkheid, mààr de wijze waarop er naar gekeken wordt, verschilt grondig.
      En het gaat daarbij niet alleen om een ander wijze van de zaken te bezien – erover na te denken; het gaat ook en vooral over andere wijzen van leven en beleven.

      Wanneer de dood echt ‘dood’ is – wanneer onze wereld afstevent op een vernietiging zonder meer, dan leven mensen in een afgesloten wereld. En mensen reageren op zo’n perspectief. Ofwel leeft men dan alsof er geen doel meer is. Men is niet meer op weg naar … Er is enkel hier en nu. In Kerk en leven stond een tijdje geleden een interview met de gewezen aartsbisschop van Canterbury – Rowan Williams waarin hij zegt: Voor heel wat mensen in onze Britse samenleving is de dood gewoon het einde van het leven – hoe koud deze gedachte ook moge zijn. Ons opgeslorpt worden door het hier en nu maakt elke bezinning over het eeuwige leven overbodig. Als er dan nog een doel is, dan is het het geluk van het eigen kleine gezin, de volgende vakantie of wat men zelfverwerkelijking noemt. Mensen gaan leven voor zichzelf – heel individueel. En leven wordt hebben, steeds meer hebben én consumeren. Laat ons het er maar van nemen, want morgen zijn we toch dood. In datzelfde Kerk en leven stond nog een verhaaltje dat dit illustreert. Een vrouw schrijft: Ik zat bij mijn kapster, die hoogzwanger was. Onvermijdelijk ging het gesprek over de komende geboorte, en over alles wat daarmee verband houdt. En ja, de vraag werd gesteld of ze nog wel méér kinderen zou wensen. Het antwoord liet niet op zich wachten. Het was néé en ze gaf ook de verklaring waarom: ‘Ik wil mijn kind alles kunnen geven wat het verlangt. En dat kun je tegenwoordig niet, als je er meer dan één hebt.’ En de schrijfster besluit met de vraag: Moeten kinderen alles hebben om gelukkig te zijn? Alles willen hebben in een gesloten wereld.

      Heel anders is het, wanneer mensen leven met een doel voor ogen – een doel dat spreekt van hoop, van ander leven, van nieuw leven. Een leven waarin de dood niet het einde is, maar een deur, waardoor het leven pas in alle volheid naar ons toe zal komen. Er wacht Iemand op ons. We verwachten Iemand. We leven aan op een ontmoeting. Daarmee zeg ik niet dat de dood geen pijnlijke kant heeft; zeg ik niet dat de dood ook niet verlies en loslaten inhoudt. Maar er is méér. En dat steunt op wat Jezus ons is komen zeggen. Jezus beklemtoont dit door eraan toe te voegen: Mijn woorden zullen niet voorbijgaan.

      Zijn woord, zusters en broeders, dat spreekt een taal, waardoor ons levensdoel zó anders wordt; én ook het leven zelf anders wordt. Want mensen die leven naar een uiteindelijke ontmoeting, die staan nu al open naar de ander, naar een ontmoeting. Die hoop kleurt het leven nu al. Wel wordt die hoop telkens weer bevraagd, want christenen zijn niet immuun voor wat er allemaal rondom hen gebeurt. Soms dreigt ook voor gelovigen het perspectief te verduisteren. Of soms zeggen wij wel te geloven, maar in ons concrete leven merkt men daarvan niet veel. Deze week klonk het nog in een openingsgebed van de eucharistie: Heer, hoe dikwijls leven wij alsof er niets op komst is. Wek ons uit deze doodslaap en open onze ogen voor uw komst. Het is oproep om bewuster te leven van de hoop die ons leven richting geeft. Als wij proberen bewuster te leven, dan openen wij ons voor die ontmoeting met de Heer. Ons leven zelf is dan verlangen naar ontmoeting.

      Zusters en broeders, het evangelie van vandaag hoeft ons dus niet somber te stemmen of pessimistisch te maken. Ook al zijn de tekenen van onze tijd - ook binnen onze kerkgemeenschap – niet zo rooskleurig, de woorden van Jezus blijven dezelfde. De vraag is of wij ons aan die woorden durven geven, of wij mensen zijn die naar die ontmoeting toeleven, of wij mensen zijn van hoop? Als wij zó leven, zal dit zijn weg vinden naar anderen toe. Misschien heel verborgen en ongezien, maar Zijn Woord blijft nu en altijd.

Amen.