Homilie voor de tweede zondag door het jaar C 2022
Een mooi symbool van dienstbare liefde….
Doet maar wat Hij u zeggen zal.
In het evangelie van Johannes lezen we
dat wat Jezus zegt waarheid is, woorden van eeuwig leven.
Hij zegt wie God eigenlijk is, wie de mens is en wat de weg is, die naar het leven leidt,
naar een leven van volkomen vrede en vreugde, naar een leven in eenheid met God en met mensen. Hij zegt ons dat het de weg van de liefde is.
Het zijn Gods woorden die Jezus spreekt,
de woorden die God Hem gegeven heeft om te spreken.
Homilie voor het feest van het doopsel van de Heer 9 januari 2022
Opnieuw sluit de evangelielezing van het feest van het doopsel van de Heer goed aan bij de grondtoon van ons pastoraal werkjaar:
“De Vreugde van het Evangelie”.
Op dit feest gaat het over de vreugde van God. Jezus is de oorzaak van Gods vreugde.
In de Nederlandse Bijbelvertaling, die we in de liturgie gebruiken, lezen we:
in U heb ik mijn behagen gesteld.
In de oorspronkelijke Griekse tekst staat iets te lezen dat we mogen begrijpen als
‘ik vind je goed’, ‘ik vind je tof’, ‘ik zie je graag’. Dus: Jezus zien is al bron van vreugde.
Jezus hoeft nog niets gezegd of gedaan te hebben om God blij te maken. Die vreugde van God kennen we. Ten minste dat hoop ik.
Ik hoop dat ieder van ons iemand kent tot wie we kunnen en mogen zeggen:
‘Jij bent mijn welbeminde, ik vind je geweldig, ik vind je tof,
jij maakt me blij en ik zie je graag.’
En dat, zonder dat die ieder iets voor ons gedaan heeft,
behalve dan, dat die ons blij gemaakt heeft door er gewoon te zijn. Ja, dat geeft ons een goddelijk gevoel.
Dat tilt ons uit boven ons egoïsme, boven onze angsten, boven ons bekommerd zijn om onszelf.
Homilie Openbaring van de Heer 2 januari 2022
Homilie voor het feest van de Openbaring van de Heer 2 januari 2022
Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde.
Opnieuw komt het thema van ‘vreugde’ aan bod in de evangelielezing van dit feest, die daarmee eens te meer aansluit bij de grondtoon van ons pastoraal werkjaar: ‘De vreugde van het evangelie’.
Oorzaak van de overgrote vreugde van de wijzen uit het oosten
is – zo lezen we - het zien van de ster, die voor hen uit is gegaan in hun zoektocht naar de pasgeboren Koning der Joden.
Vele mensen hebben zich bezig gehouden met het nagaan welke ster,
welk hemellichaam of welk hemelverschijnsel met die ster bedoeld zou kunnen zijn in de hoop ook, daarmee de geboortedatum van Jezus nader te bepalen.
De gelovige die het verhaal van de wijzen, van de magiërs leest, weet echter dat die ster het teken, het symbool is van de Messias en dat de reden van de vreugde van die twee of meer pelgrims het vinden en zien is van de pasgeboren koning.
In het kind, dat ze vinden, zien ze de openbaring van Gods wezen, worden ze bewust wie God voor mensen is en wil zijn.
God verschijnt hen niet in een omgeving van macht en rijkdom,
maar als een eenvoudig, machteloos en weerloos kind, dat schattig is, dat vertedert en oproept tot liefde, respect en liefdevolle dienstbaarheid. Dat kind brengt de mens, wiens hart niet helemaal verhard is,
terug tot zijn oorspronkelijke paradijselijke staat,
doet de mens bij zichzelf thuiskomen: goddelijk goed zijn
en zich als een kind bemind weten, onvoorwaardelijk bemind.
Homilie voor de 4 zondag van de advent C 2021
De bergen sprongen als rammen, als lammeren de heuvelenrij.
Wat was er bergen, dat ge opsprong als rammen, als lammeren gij heuvelenrij? (Psalm 114)
Opnieuw krijgen we op deze vierde adventszondag een evangelielezing, die perfect aansluit bij de grondtoon van ons pastoraal werkjaar:
‘De Vreugde van het Evangelie’.
De vreugde, waarvan sprake in het verhaal
van het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth,
is niet alleen deze van een vreugdevolle ontmoeting tussen twee mensen, maar heeft een diepere reden die met geloof te maken heeft.
Geloof en vreugde zijn dé twee thema’s van dit zondagsevangelie.
Paulus schrijft aan de Romeinen dat het Rijk Gods
een leven en samenleven is gekenmerkt door vrede en vreugde.
Diepe innerlijke en volkomen vrede en vreugde
is hetgeen de mens ervaart als zij of hij in eenheid met God leeft.
Vreugde en geloof gaan hand in hand
en het geloof stelt mensen in staat zelfs te lachen ‘door tranen heen’. Gelovige mensen zijn vreugdevolle mensen.
Als gelovige vreugdevol voor de dag treden is een schitterende vorm van getuigenis,
tenminste als het gaat om echte innerlijke vreugde, die uitgestraald wordt, en niet om een blij gezicht opzetten.
Dat is een verkooptechniek. Aangenaam maar meestal onecht.
Vreugde uit zich in de ijver, in de spoed, in de ‘gejaagdheid’ waarmee Maria zich naar het bergland van Juda haast.
Het is alsof ze niet kan wachten om haar nicht Elisabeth te zien, te ontmoeten. Waarom zo’n haast?
De reden is niet dat ze haar zwangere nicht
wil helpen in het huishouden of bij de bevalling. Maria wil zien wat de engel haar meedeelde:
Weet, dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante,
in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand. Want voor God is niets onmogelijk.
Ze wil haar zwangere nicht niet zien om te controleren of dat waar is en om pas te geloven als ze Elisabeth gezien heeft.
Haar haast is niet veroorzaakt door twijfel of nieuwsgierigheid, maar door grote vreugde die in geloof haar oorsprong vindt.
Denk ook maar aan de parabel van de barmhartige vader
en de haast waarmee de hij zijn thuiskomende jongste zoon tegemoet snelt. Er is dus bij Maria de zekerheid van het geloof in de goddelijke belofte,
in het goddelijke gebeuren.
Homilie voor de tweede zondag van de advent C 5 december 2021
Eerste Lezing: Baruch 5, 1-9
Jeruzalem, leg uw kleed van rouw en ellende af; en bekleed u voor immer met Gods heerlijke schoonheid. Sla uw mantel van Gods gerechtigheid om, zet op uw hoofd de schitterende kroon van de Eeuwige. Want God wil uw luister laten zien overal op aarde. Voor eeuwig
geeft God u de naam: “Vrede door gerechtigheid” en “Glorie door vroomheid.” Op, Jeruzalem, ga op de hoogte staan en kijk uit naar het oosten: daar zijn uw kinderen weer samen op het woord van de Heilige, van zonsopgang tot zonsondergang. Zij zijn blij nu God weer aan hen denkt. Te voet gingen zij van u heen, weggesleept door de vijand, maar eervol brengt God hen terug, gedragen als op een koningstroon. God beval alle hoge bergen en eeuwige heuvels te slechten en de dalen op te vullen, zodat het hele land een effen vlakte wordt en Israël veilig optrekt onder de glorie van God. Ook de bossen en alle geurige bomen geven de schaduw aan Israël op Gods bevel. Want God leidt het jubelende Israël in zijn heerlijk licht; met zijn barmhartigheid zal Hij hen omgeven én met zijn gerechtigheid.
Evangelie: Lucas 3, 1-6
Het gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius: Pontius Pilatus was landvoogd van Judea; Herodes gouverneur van het gewest Iturea en Trachonitis en Lysanias gouverneur van Abilene; Annas en Kajafas bekleedden het hogepriesterschap. Toen kwam het woord van God over Johannes, zoon van Zacharias, die in de woestijn verbleef. Hij begon op te treden in heel de Jordaanstreek en een doopsel van bekering te preken tot vergeving van zonden, volgens de profetie, die geschreven staat in het boek van Jesaja: Een stem roept in de woestijn: bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht. Elk dal moet gevuld elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de ruwe wegen effen worden. Heel de mensheid zal Gods redding zien.
Homilie voor de eerste zondag van de advent C 28 november 2021
In dit nieuw kerkelijk en liturgisch jaar,
waarin de evangelielezingen genomen worden uit het Lucasevangelie, horen we bij de aanvang van de advent een niet mis te verstane oproep,
om in moeilijke tijden een andere houding aan te nemen dan de meeste mensen. Moeilijke tijden kunnen er komen door allerlei redenen:
oorlog, natuurrampen, economische crisis of ook zoals nu, een epidemie of een wereldwijde pandemie.
Moeilijke tijden kunnen ook voorkomen in ons familiaal of persoonlijk leven en ook hier kunnen die tijden door vele zaken veroorzaakt worden:
ongeval, ziekte, sterven, onenigheid, scheiding, verlies van werk, faillissement. En het hoeft jullie niet gezegd te worden: ook de Kerk beleeft moeilijke tijden.
Als we het hebben over het aannemen van een andere houding, dan denk ik aan de pestepidemieën in het Romeinse Rijk.
De meeste mensen vluchtten weg uit de steden, lieten zieken en stervenden zonder zorg achter en de doden kregen geen waardige uitvaart.
Christenen bleven in de steden om zieken te verzorgen,