Homilie Zesentwintigste zondag C2022

 

 



De typisch Lucaanse parabel van de arme Lazarus en de rijke vrek, die we allemaal goed kennen, wordt eigenlijk al geëvoceerd aan het begin van Lucasevangelie in het zogenaamde Magnificat: “Hongerigen overlaadt Hij met zegen, maar rijken stuurt Hij heen met lege handen” (Lc 1,53). De eerste lezing uit Amos sluit daar goed bij aan. De zorgeloze rijken die zich uitstrekken op hun rustbedden en zich veilig voelen te midden hun welvoorziene tafels waarbij de wijn, de muziek en de luxueuze parfums niet ontbreken, staan in contrast met degenen die niets hebben. Daarom gaan die rijken het eerst in ballingschap. We vinden die wrekende gerechtigheid wel goed, die de rijken straft en de armen een compensatie geven, maar we vergeten daarbij dat wijzelf, die baden in een cultuur van welness en overdaad, aan de verkeerde kant staan. Bij deze wat naïeve interpretatie van het laatste oordeel, waarbij de rijke egoïst zwaar gefolterd wordt, in tegenstelling tot de deugdzame arme die mag rusten in de schoot van Abraham, zouden wij nog wel eens voor verrassingen kunnen komen te staan!

Lees meer...

Homilie Vijfentwintigste zondag C

Vijfentwintigste zondag C    Am. 8,4-7    1 Tim. 2,1-8    Lc. 16,1-13

Een rentmeester is iemand die andermans geld en goed beheert en daar valt weleens een slaatje uit te slaan. Waarom prijst Jezus die malafide rentmeester? Toch niet omdat die zijn baas bedroog nadat hij eerst diens bezit had verkwist? Jezus is toch geen promotor van financieel wanbeheer of pleitbezorger van oplichterij? Met zijn parabel wil Jezus ons al helemaal geen lesje leren in sociale rechtvaardigheid of handelsethiek. In die zin is de parallelle lezing uit Amos in de eerste lezing enigszins misleidend, want daar gaat het wél om fair trade en sociale rechtvaardigheid: een arm mens kopen voor een paar schoenen en de afval van het graan duur verkopen (Am. 8,6).

Nee, waar het Jezus met zijn parabel werkelijk om gaat is ons de logica bij te brengen van het Rijk Gods, het Rijk der liefde, een eigensoortige logica die extreem verschilt van de logica van deze wereld. En om de eigen logica van dat Rijk toe te lichten, gebruikt Jezus beelden en gedragingen die ons bekend zijn. Door situaties te beschrijven die we gemakkelijk naar onze tijd en leefwereld kunnen vertalen, helpt Jezus ons de originaliteit van dat komende Rijk Gods te verstaan en tegelijk de mechanismen te doorgronden die onze wereld regeren.

Lees meer...

Homilie Vierentwintigste zondag C 2022

 

 

 

Vierentwintigste zondag C Ex 32,7…14    1Tim 1,12-17    Lc 15,1-32

"Een man had twee zonen...” Dit zo vaak gehoorde evangelie kunnen we proberen op een nieuwe wijze te verstaan door het in zijn juiste context te plaatsen. Jezus gebruikt zijn maaltijd in gezelschap van zondaars en de Farizeeërs vinden dat ongepast omdat zij niet begrepen hebben wie Hij is. Daarom probeert Jezus hen dat duidelijk te maken door verschillende gelijkenissen te gebruiken die de barmhartigheid centraal stellen. In de parabel van de man met de twee zonen vertelt Jezus ons over Zichzelf en over het drama van de mensheid waaraan Hij deelgenoot is komen worden. We mogen dit niet uit het oog verliezen willen we het tafereel niet reduceren tot een kleinburgerlijk stichtelijk verhaaltje. Jezus wil ons in deze gelijkenis geen lesje geven in pedagogie, hoe men zijn kinderen goed moet opvoeden. Evenmin wil Hij ons uitleggen hoe men de strenge successierechten kan ontlopen door zijn bezit reeds onder de levenden uit te delen. Wat Hij wil is, dat wij iets begrijpen van het mysterie zelf van God en dat van de mens en hun moeilijke relatie.

Lees meer...

Homilie voor de 22de zondag door het jaar C

 

 

22ste zondag C    Sir 3,17…29    Hebr 12,18-24    Luc 14,1?7-14

De eerste lezing uit het boek Jezus Sirach verschaft ons een typische les in Joodse wijsheid. “Hoe hoger je staat, des te kleiner moet je je maken. En je zult genade vinden bij de Heer.” Ook Jezus beveelt ons in het evangelie een houding aan die veeleer het nederige zoekt dan wel de eerste plaats. Dit is wijsheid, die alles te maken heeft met zelfrelativering en intelligentie van het hart. Want wie wijs is kent zichzelf en het laatste wat zo iemand zal doen is pochen met zijn kennis en kunde. Tegenover de nederigheid staat de hoogmoed. Zij etaleert graag haar eigen verdiensten en dikt ze nog aan ook. De hoogmoedige schept graag op met zijn levenservaring, zijn status, zijn bezit en zijn macht. Deze ‘wortel van de boosheid’ in het hart van de hoogmoedige heeft vaak te maken met een onlesbare dorst naar erkenning, en op dieper niveau met de niet-erkende behoefte bemind te worden.
Opschepperij werpt echter een dam op die de genegenheid en liefde van anderen op afstand houdt. Het is de verkeerde manier om liefde-waardig te worden.

Lees meer...

Homilie Eenentwintigste zondag C 2022

 

 

 

    Jes 66,18-21    Hebr 12,5-7.11-13    Lc 13,22-30

« Wie zal gered worden ? » Deze vraag, zusters en broeders, hield de mensen van Jezus’ tijd danig bezig. Wie zal het Rijk van God binnengaan? Wie komt in de hemel? Tot voor kort was dit eigenlijk ook de vraag die veel mensen uit onze streken bezighield. De hemel en de hel waren populaire thema’s in de predicatie van pastoors en predikanten. Als je het goede doet, kom je bij God terecht en ben je safe, als je het kwade doet, wacht je de ketel vol kokende pek in de hel. Alles werd daarbij zo’n beetje in twee perioden ingedeeld met de dood als grens: de huidige tijd en het eeuwige leven daarna.

Vandaag schijnt de vraag ‘wie zal gered worden’ niet meer relevant. Het geloof in een eeuwig leven is naar de achtergrond gedrongen. We zweren bij het hier en nu. We denken eerder na hoe we de aarde gaan redden. We denken ook af en toe wel na over de dood en over wat er nadien met ons en onze dierbaren gebeurt, maar het beïnvloedt maar weinig onze huidige manier van leven en handelen. Zijn we iets kwijtgeraakt misschien? Het geloof in een rechtvaardig oordeel dat de goeden beloont en de kwaden straft, was alleszins een pedagogisch middel om mensen op het rechte pad te houden. De mens die noch in God, noch in het eeuwig leven gelooft, heeft alleen zichzelf als norm. Is dat wel genoeg? De mens is een ambigue realiteit, engel en beest tegelijk. Door de band genomen is de mens eigenlijk nogal destructief, wreed zelfs en uitermate egoïstisch. Er zijn veel goede mensen, ongetwijfeld, maar de geschiedenis van onze oorlogen, van de slavernij en de uitbuiting, vertelt toch een ander verhaal. Nee, de mens aan zichzelf overgelaten is reddeloos, alle humanisme ten spijt. De mens verkeert, met zichzelf alleen zonder God, niet in goed gezelschap.

Lees meer...

homilie Achttiende Zondag C 2022

 

 

Achttiende Zondag C  Pred 1,2; 2,21-23    Kol 3,1-11 Lc 12,13-21

‘Rijk voor zichzelf’ en ‘rijk bij God’

De heilige Paulus vraagt ons in de tweede lezing ‘te zoeken naar de realiteiten van boven, daar waar Christus is’. Dat wil zeggen dat het mogelijk is dat we niet zoeken, omdat we genoeg hebben met wat we hier beneden hebben. In het evangelie verwittigt Jezus ons dat zulk een houding een grote dwaasheid is. En Hij maakt dit duidelijk met een beeldverhaal of parabel.

Deze parabel eindigt met de veelzeggende zin: “Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf maar niet rijk is bij God.” In deze zin zit een pikante tegenstelling tussen ‘rijk voor zichzelf’ en ‘rijk bij God’. Het gaat dus niet om een tegenstelling
tussen arm en rijk. Het evangelie van Jezus is geen socialisme, en ook geen kapitalisme. In de streek waar ik vandaan kom was een boer die zeer rijk was. Zijn naam was Antoon. Het geluk was met hem. Hij had enorm veel geërfd, was tegen een grote vergoeding onteigend voor de aanleg van een autostrade, en hij had grote oogsten. Om het met de woorden van de parabel te zeggen: “hij had een enorme rijkdom verzameld voor vele jaren, hij rustte goed uit, hij at en dronk en nam het er goed van.” Maar in tegenstelling tot de boer in de parabel was Antoon niet een mens die alleen aan zichzelf dacht. Hij was ook een wijze mens: zijn rijkdom was niet allemaal alleen voor hemzelf. Hij bouwde een groot huis voor zijn dochter Mariëtte, kocht een nog groter huis voor zijn zoon Alex en vergat niet vele andere mensen goed te doen met zijn geld en zijn wijsheid. Antoon besefte dat hij een geluksvogel was en met een humoristisch aanvoelen realiseerde hij zich dat hij misschien onverwacht kon worden aangesproken door de grote Baas van hierboven. En dan wilde hij niet aangesproken worden met het woordje ‘dwaas’. En Antoon was geen dwaas, zeker niet in de ogen van de mensen, want hij was door hen gekozen in het gemeentebestuur en als voorzitter van meerdere boerengroeperingen. Maar hij wilde evenmin dwaas zijn in de ogen van God. Hij wist dat veel geld hebben op zichzelf geen misdaad is, maar dat veel geld alleen voor zichzelf houden een grote misdaad is. Hij wist dat rijkdom op zich geen zonde is, maar dat rijkdom opslaan exclusief om de rijkdom grote zonde is. Geld en welvaart kunnen wij als christenen nooit begeren als doel op zich. Slechts in de mate dat geld en welvaart van ons gevende en

delende mensen maken, worden wij rijk bij God. Als gevende en delende mensen worden wij ook ‘mooie mensen’ omdat wij ook meer gaan gelijken op Gods Zoon die zich heeft uitgedeeld aan de mensen tot op het kruis.

Lees meer...