Homilie 18 zondag B 2021

 

 

 

 

 

 

 16,2…15    Ef 4,17…24    Joh 6, 24-35
Het was Karl Marx die de mens voor het eerst typeerde als homo faber, een mens met een aangeboren drang tot werken. Daarmee kon de mens werktuigen ontwikkelen om zichzelf van voedsel te voorzien om in leven te blijven. Dat is de basis van elke economie. Maar het ging om een focus en dat is nooit de hele werkelijkheid. Het stuk uit de broodrede van Johannes 6de hoofdstuk dat de liturgie vandaag voor ons heeft geselecteerd, zet deze homo faber fundamenteel onder druk. Maar je moet wel even van bril veranderen om deze boodschap te kunnen lezen in dat evangelie, dat een heel andere taal gebruikt dan de onze of die van Karl Marx, een taal die sterk symbolisch van aard is.
      De broodrede is een lange reflectie die Johannes laat volgen op de wonderbare broodvermenigvuldiging waarvan we vorige zondag verslag kregen. Toen spijzigde Jezus een grote menigte met brood en vis waarbij er nog eens twaalf manden met brokken overbleven. Een soort messiaanse ‘Hoorn des Overvloeds’. De legendarische Hoorn des Overvloeds uit de Griekse mythologie schonk de houder ervan alles wat hij maar begeerde. Een aardig alternatief voor de zich in het zweet werkende homo faber ! Maar ook het bewijs dat er eveneens een homo ludens bestaat, een spelende en verbeeldende mens die horens van overvloed, tafeltjes-dek-je, of peperkoeken huisjes bedenkt. Het was de Nederlandse historicus Johan Huizinga die de term homo ludens lanceerde en er een hefboom in zag van de

Lees meer...

Homilie twaalfde zondag jaar B 2021

 

 

 

Job 28,1-11     2Kor 5,14-17     Mc 4:35-41

Het evangelie van de storm op het meer kan op onze sympathie rekenen. Het valt gemakkelijk te visualiseren en het heeft een voldoende hoog gehalte aan dramatiek om ons te blijven boeien. Maar dat het om een Paasverhaal gaat, ontgaat ons meestal. Want ogenschijnlijk naïeve ‘rechttoe rechtaan-verhalen’ hebben in de Bijbel, zoals trouwens in heel de antieke cultuur, meestal toch een dubbele bodem, als het geen driedubbele is. Alles in dit verhaal beschrijft de situatie van de mensheid in haar trage ontwikkeling en kondigt het plan van God aan dat zijn Zoon wil realiseren.

De avond is gevallen. De nacht van angst en twijfel beheerst nu onze wereld en onze harten. Dit betekent het einde van de dag en zijn schijnzekerheden. Jezus nodigt zijn Kerk uit om de zeilen bij te zetten en “over te steken”, de “passage” te maken naar de andere oever. Uitnodiging dus tot het Pascha, dat een overtocht is: de doortocht door de Rode Zee voor het uitverkoren volk, bevrijd uit de slavernij en geroepen tot vrijheid. Doorgang door de dood en de verrijzenis van de Mensenzoon heen, bevrijding van de zonde en bestemming tot heerlijkheid.

Lees meer...

homilie Feest van de Drie-Eenheid B

 

 

 

 

 

 

 

 Dt.4,32…40  Rom. 8,14-17  Mt.28, 16-20

De Namen van de heilige Drie-Ene God worden in elke liturgie genoemd. Wij eren de Vader, door de Zoon, in de Geest na elke psalm. Wij zegenen onszelf en heel de wereld als wij het kruisteken maken in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. En wij hebben zopas Pinksteren gevierd, dat de volle openbaring is van dit grote mysterie. De oude Kerk kende geen afzonderlijk feest van de Drie-Eenheid. Pas in de veertiende eeuw schreef paus Johannes XXII Drievuldigheid voor als hoogfeest voor heel de Latijnse Kerk. Niettemin zijn de drie Namen vanouds een centraal thema van het christelijk geloof.
     De doopformule waarmee het Matteüsevangelie eindigt, gaat zeker niet terug op woorden van Jezus zelf. Het gaat om een formulering die een liturgische oorsprong heeft. Maar ze toont aan dat er vanaf de oorsprong een band bestond tussen de belijdenis van de drie Namen en de doopviering. Ook het credo dat we elke zondag uitspreken, is opgebouwd rond de belijdenis van de drie Namen. We kunnen zeggen dat het Nieuwe Testament en de eerste christengemeente een scherp aanvoelen hadden van het op elkaar betrokken zijn van Vader, Zoon en Heilige Geest.

Lees meer...

Homilie Hemelvaart B Hand. 1,1-11

 

 

 

 Hemelvaart B   Hand. 1,1-11        Ef. 4,1-13        Mc. 16,15-20

Het mysterie van Christus’ Hemelvaart heeft alles te maken met loslaten en op een nieuwe manier vasthouden, met de ervaring van zowel afwezigheid als van een nieuwe aanwezigheid. De lichamelijke Jezus die de apostelen zo zichtbaar en tastbaar nabij was, en die hen zelfs na het verscheurende afscheid van dood en graf gedurende veertig dagen verscheen in een zichtbare en lijflijke gestalte, wordt hen met Hemelvaart definitief ontzegd. Ze moeten het voortaan stellen zonder zijn zintuigelijke gestalte, maar daarom niet zonder Hem. Want Jezus Christus blijft bij zijn leerlingen met zijn Geest. “Zie, Ik ben met u, alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld”, zegt Jezus bij Matteüs. En bij Marcus horen we dat de ten hemel opgenomen Heer met de leerlingen blijft meewerken en hun woorden kracht geeft door ze te onderstrepen met tekenen. De mens Jezus is definitief weg, maar de indruk die Hij naliet blijft. En deze sterke herinnering wordt voortaan gevoed en aangezwengeld door de Heilige Geest. Deze Heilige Geest betekent een nieuwe aanwezigheid, die de leerlingen letterlijk in beweging brengt en ze aanspoort te getuigen van Jezus Christus, de Verrezene.

We kennen allemaal dat gevoel van frustratie en verdriet wanneer ons iets dierbaars wordt afgenomen, en al helemaal als een dierbare mens ons ontvalt. Plots gaapt er een leegte, waarvan we denken dat niets ter wereld haar nog kan opvullen. We raken gedesoriënteerd en voelen ons verarmd en in de steek gelaten. We worden teruggeworpen op onszelf. Na de aanvankelijke rouw om het verlies, kan er echter een nieuw gevoel groeien als we het besef toelaten dat de verdwenen persoon naar iets beters is vertrokken, als we gaan inzien dat de dierbare vriend zijn geluk en bestemming heeft bereikt. Dan komen we los van de focus op ons eigen leed en worden we bewogen door solidariteit met het geluk van de ander.

Lees meer...

Zesde zondag van Pasen B Hand

 

 

 

1Joh 4:7-10      Joh 15:9-17

Bij het overwegen van dit stukje evangelie uit de afscheidsrede van Jezus bij Johannes dacht ik: moest de hele Bijbel alleen maar bestaan uit dit fragment, het zou genoeg zijn om de kern van het christendom uit te drukken. Tot twee keer toe klinkt in dit evangelie: “Dit is mijn gebod: dat gij elkaar liefhebt.”  Als we dit gebod onderhouden, zegt Jezus zelf, zullen we in zijn liefde blijven. En Christus zegt ons dit opdat zijn vreugde in ons mag zijn en onze vreugde volkomen mag worden. De vreugde is het attribuut van de Heilige Geest, een kenteken dat de Heilige Geest in ons werkzaam is. Wie liefheeft is dus in de Heilige Geest, want de Geest van God is liefde, vreugde en vrede.

Van de kant van Jezus weten we in ieder geval dat Hij een en al betrokkenheid is op ons. Heel zijn leven op aarde, tot en met zijn dood en verrijzenis, hebben maar één bedoeling: ons gelukkig te maken en ons thuis te brengen. En dat geluk heeft niets met bezit, eer of macht te maken, maar met liefhebben. De liefde realiseert de mens, maakt hem heel en vervult hem. Een mens die bemint, vindt zijn bestemming, zijn levensdoel, zijn diepste geluk. Liefde is dan ook de kern van het christendom, het benadert het meest de identiteit van de God. Jezus heeft ons zijn Vader geopenbaard als pure, onvoorwaardelijke liefde. Liefde, met al zijn parallelle begrippen als uitverkiezing, mededogen, invoelingsvermogen, caritas of piëteit, brengt een mens thuis, geeft hem een plaats om in te wonen en een zin om voor te leven. “Bemin en doe wat je verder wil”, schreef Augustinus. Liefde vervult de hele Wet (Rom. 13,10). Geven wij ons de tijd en de moeite om deze formidabele waarheid diep in ons te laten doordringen, broeders en zusters. Focussen wij ons helemaal op deze waarheid in ons bidden en mediteren, de waarheid van de goddelijke liefde.

Lees meer...

Homilie 5 de Paaszondag

Vijfde Paaszondag B Joh. 15,1-8    Hand 9,26-31    1 Joh 3,18-24

+ Beste vrienden, de streek waar ik als kluizenaar woon is de Rhônevallei in de Franse Provence, een typische wijnstreek. Het hele jaar rond zie ik hoe de wijngaarden er van uitzicht veranderen, van de kale wijnstokken in de winter, de snoei in het vroege voorjaar, de groei en bloei van de ranken in de lente, de ontwikkeling van de druiventrossen in de zomer en de oogst in september. Om dan in de herfst de wijngaarden zich te zien tooien met vuurrode en gele tinten. Maar in die jaarcyclus ligt de focus toch op de oogst van de druiven. Daarvoor dienen trouwens de vele inspanningen die door de wijnbouwers het hele jaar door verricht worden. Een wijngaard reflecteert de levensloop.
    Jezus gebruikt het beeld van de wijngaard in veel van zijn parabels en onderrichtingen, omdat wijn en wijngaarden deel uitmaakten van de mediterrane cultuur van zijn land en zijn tijd. Ook in het Evangelie van vandaag gebruikt Jezus dat beeld in een stukje uit zijn afscheidsrede tijdens het Laatste Avondmaal. Wat zegt Jezus daar eigenlijk? Eerst en vooral dat een wijnstok vrucht moet dragen, anders wordt hij omgehakt en in het vuur gegooid. Ook een mensenleven moet vruchtbaar zijn, anders is het tevergeefs.

Lees meer...