Homilie voor de 14de zondag door het jaar B 7 juli 2024
Homilie voor de 14de zondag door het jaar B 7 juli 2024
Het ongeloof van Jezus’ stadgenoten contrasteert met het geloof waarover we in het evangelie van vorige zondag hoorden,
het geloof waartoe Jezus Jaïrus opriep en waarvan de zieke vrouw blijk gaf. Dat ongeloof wordt mooi omschreven in de profetie van Ezechiël:
niet weten – eigenlijk niet willen weten - dat er een profeet in hun midden is, die profeet niet erkennen en aanvaarden,
de bijzondere band die deze mens met God heeft niet inzien, niet aanvoelen, niet dulden, niet willen. Waarom niet?
Homilie voor de 11de zondag door het jaar B 16 juni 2024
Homilie voor de 11de zondag door het jaar B 16 juni 2024
De twee parabels,
die de inhoud vormen van de evangelielezing van deze zondag, handelen over de groeikracht van het zaad
en eigenlijk over de groei van het Rijk Gods,
het menselijk samenzijn en samenleven zoals God dat wil, gekenmerkt door vrede en vreugde, liefde en rechtvaardigheid.
De groei of de komst van het Rijk Gods is dan gelijk
aan de omvorming van de wereld in de greep van de zelfzucht naar de wereld die beantwoordt aan Gods droom, aan Gods wil.
Maar de groei of de komst van het Rijk Gods
houdt ook de verandering, de omvorming van iedere mens in, een ander en nieuw mens worden,
beeld en gelijkenis van God worden, gelijk worden aan Christus.
Het is de omvorming van een angstig en zelfzuchtig wezen naar een liefdevol, vredevol en vreugdevol mens.
De parabels drukken Jezus’ zekerheid uit
dat het Rijk Gods komen kan en komt
en wij mensen echt kinderen van God kunnen worden en zijn.
Ooit is de oogst er en is de mosterdboom of mosterdstruik volgroeid.
Homilie voor de 12de zondag door het jaar B 23 juni 2024
Homilie voor de 12de zondag door het jaar B 23 juni 2024
We hebben ooit al eens gezegd
dat het de bedoeling is van de evangelist Marcus
met zijn evangelie voor doopleerlingen duidelijk te maken wie Jezus is, de Jezus in wie ze willen geloven, die ze willen navolgen.
En het antwoord op de vraag wie Jezus is,
wordt meteen al gegeven in het opschrift van het evangelie:
Begin van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, de Zoon van God.
Jezus is de Christus, de mens in wie Gods Geest aanwezig is. Jezus is de Zoon van God, de aan God gelijke mens.
Zo’n mens kunnen we ook worden in navolging van Jezus.
Het verhaal van het stillen van de storm wil dat ook aantonen. Jezus is diegene die in zich Gods scheppingskracht draagt,
een herscheppende en genezende scheppingskracht, een kracht waarmee Hij de chaos beheerst,
waardoor Hij met een krachtig woord orde op zaken stelt,
iemand in wiens gezelschap men zich volkomen veilig weet, tenminste als je in Jezus de Zoon van God erkent,
hetgeen de leerlingen in de boot duidelijk niet doen, want anders zouden ze niet zo bang en laf zijn.
Zijn ook wij soms zo bang en bij wijlen ook zo laf?
Homilie voor de 10de zondag door het jaar B 9 juni 2024
Homilie voor de 10de zondag door het jaar B 9 juni 2024
Evangelie: Marcus 3,20-35
In die tijd ging Jezus naar huis en weer stroomde zoveel volk samen dat zij niet eens
gelegenheid hadden om te eten. Toen zijn verwanten dit hoorden trokken zij erop uit om Hem mee te nemen, want men zei dat Hij niet meer bij zijn verstand was. De
Schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren zeiden dat Beëlzebub in Hem huisde en dat Hij door middel van de vorst der duivels de duivels uitdreef. Hij riep hen bij zich en sprak tot hen in gelijkenissen: "Hoe kan de ene satan de andere uitdrijven? Wanneer een rijk innerlijk verdeeld is kan dat rijk geen stand houden. Wanneer een huis innerlijk
verdeeld is zal dat huis geen stand kunnen houden. En wanneer de satan opstaat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij geen stand houden, maar is zijn einde gekomen.
Bovendien, niemand kan binnendringen in het huis van een sterke om zijn huisraad te roven als hij niet eerst die sterke heeft gebonden. Dan pas kan hij zijn huis leeghalen.
Homilie voor de negende zondag door het jaar B 2 juni 2024
Homilie voor de negende zondag door het jaar B 2 juni 2024
God stelt geen grenzen aan dit werk. Mensen wel.
In de eerste twee hoofdstukken van het Marcusevangelie horen we over conflicten tussen Jezus en de Farizeeën.
Die conflicten zorgen ervoor
dat de Farizeeën besluiten dat Jezus moet verdwijnen.
Twee conflicten draaien rond het onderhouden van de sabbat. Het sabbatsgebod in het O.T. verbiedt het werken op de sabbat en de Joodse traditie had nader bepaald
wat men dan precies wel of niet mocht doen.
Nu deden de leerlingen en Jezus iets dat volgens die traditie niet mocht.
Bij de leerlingen gaat het over aren plukken om hun honger te stillen en bij Jezus gaat het over het genezen van een mindervalide.
Tussen beide verhalen in staat Jezus’ uitspraak dat Hij ‘de Heer van de sabbat is’.
Daarmee beweerde Hij dat Hij in plaats van de traditie mag en zal zeggen wat mag en niet mag.
Daarmee ondermijnde Jezus het gezag van de Farizeeën die de traditie vertegenwoordigden en verdedigden.
Onrechtstreeks zegt Jezus ook
dat veel regels van de traditie i.v.m. de sabbat
niets met de eigenlijke betekenis van de sabbat te maken hebben.
En op een andere plaats in het evangelie
zegt Hij duidelijk dat veel regels en bepalingen van de traditie mensenwetten zijn en helemaal niet de wil van God.
De sabbat, die duurt van vrijdag- tot zaterdagavond, is een gedenken van de bevrijding uit Egypte
en een gedenken van de schepping.
Homilie voor het hoogfeest van de Heilige Drie-Eenheid B 26 mei 2024
Homilie voor het hoogfeest van de Heilige Drie-Eenheid B 26 mei 2024
Romaanse doopvont (12de eeuw) in Doornikse blauwsteen (Sint-Laurentiuskerk, Zedelgem)
Het zgn. zendings- en doop’bevel’ aan de leerlingen
doet bij velen de vraag rijzen
als het hier wel gaat om de aller-eigenste woorden van Jezus’
of als in deze woorden – door de evangelist dan in Jezus’ mond gelegd –
niet de overtuiging van de jonge kerk te lezen is, de overtuiging dat ze door Jezus gezonden zijn om te doen wat in zgn. ‘bevel’ te lezen staat.
En daar waren de apostelen inderdaad van overtuigd. Anders zaten we hier niet om samen eucharistie te vieren.
Maar met hun verkondiging en dopen wilden ze zeker
geen ‘machtskerk’ uitbouwen en daarvoor Jezus’ gezag misbruiken. Jezus heeft zijn leerlingen wel degelijk gezonden,
zijn eigen zending aan zijn leerlingen overgedragen,
de leerlingen die Hij precies daarvoor geroepen en onderricht had. Bij ‘alle volkeren’ dienen we echter niet te denken aan de wereld zoals wij die nu kennen.