Homilie voor de 10de zondag door het jaar B 6 juni 2021
Evangelie: Marcus 3,20-35
In die tijd ging Jezus naar huis en weer stroomde zoveel volk samen dat zij niet eens gelegenheid hadden om te eten. Toen zijn verwanten dit hoorden trokken zij erop uit om Hem mee te nemen, want men zei dat Hij niet meer bij zijn verstand was. De schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren zeiden dat Beëlzebub in Hem huisde en dat Hij door middel van de vorst der duivels de duivels uitdreef. Hij riep hen bij zich en sprak tot hen in gelijkenissen: "Hoe kan de ene satan de andere uitdrijven? Wanneer een rijk innerlijk verdeeld is kan dat rijk geen stand houden. Wanneer een huis innerlijk verdeeld is zal dat huis geen stand kunnen houden. En wanneer de satan opstaat tegen zichzelf en verdeeld is, kan hij geen stand houden, maar is zijn einde gekomen. Bovendien, niemand kan binnendringen in het huis van een sterke om zijn huisraad te roven als hij niet eerst die sterke heeft gebonden. Dan pas kan hij zijn huis leeghalen. Voorwaar, Ik zeg u: alle zonden zullen aan de mensen vergeven worden, ook alle godslasteringen die zij uitgesproken hebben, maar als iemand lastert tegen de heilige Geest krijgt hij in eeuwigheid geen vergiffenis; hij is bezwaard met een eeuwig blijvende zonde." Dit omdat zij gezegd hadden: er huist een onreine geest in Hem.
Homilie voor het hoogfeest van de Heilige Drie-Eenheid B 30 mei 2021
In de evangelielezing van deze zondag trekken meerdere elementen onze aandacht: de aanbiddende houding van de leerlingen;
daartegenover de twijfel bij sommige leerlingen;
Jezus’ mededeling aan de leerlingen dat Hem alle macht gegeven is; het zgn. zendings- en doop’bevel’ aan de leerlingen;
en de belofte aan de leerlingen van blijvende nabijheid.
Kort iets over die ‘macht’.
Alle wereldse denken over macht moet hier losgelaten worden.
Jezus heeft het hier over de vol-macht om zijn heilswerk te verrichten, om heil aan de wereld, aan alle mensen te schenken,
dit door de mensen op te roepen tot bekering en geloof en aan alle mensen de Geest van God te schenken.
Het is vanuit die vol-macht dat Hij zijn leerlingen zendt met dezelfde vol-macht.
Het zgn. zendings- en doop’bevel’ aan de leerlingen doet bij velen de vraag rijzen als het hier wel gaat om de aller-eigenste woorden van Jezus’
of als in deze woorden – door de evangelist in Jezus’ mond gelegd – niet het zendingsbewustzijn van de jonge apostolische kerk
- de kerk ten tijde van de apostelen – uitgedrukt wordt.
Als de apostolische kerk niet overtuigd was door de verrezen Heer gezonden te zijn dan zouden die woorden in ieder geval niet in het Matteüs-evangelie te vinden zijn. Het hier gepresenteerde zendingsbevel is geen uitvinding van een ‘machtskerk’
die daarmee bedrieglijk haar universele ambities zou rechtvaardigen. Jezus heeft zijn leerlingen wel degelijk gezonden,
zijn eigen zending aan zijn leerlingen overgedragen,
de leerlingen die Hij precies daarvoor geroepen en onderricht had.
Homilie voor het hoogfeest van Pinksteren B 23 mei 2021
Eerste lezing: Galaten 5, 13-24
Broeders en zusters, gij werd geroepen tot vrijheid. Alleen, misbruik de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht. Integendeel, dient elkander door de liefde. Want de hele wet is vervat in dit ene woord: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Maar als ge elkaar blijft bijten en klauwen, vrees ik dat ge elkaar in het eind zult verslinden. Ik bedoel dit: leef naar de Geest, dan zult ge de begeerte van de zelfzucht niet volvoeren. Want de zelfzucht begeert tegen de Geest en de Geest tegen de zelfzucht, want ze zijn elkaars tegenstanders, zodat ge niet doet wat ge zoudt willen doen. Maar als ge u door de Geest laat leiden, staat ge niet onder de wet. De uitingen van zelfzucht zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, uitbarstingen van woede, intriges, ruzies, partijschappen, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke. Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven. Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid. Tegen zulke dingen bestaat geen wet. Zij die Christus Jezus toebehoren hebben het vlees gekruisigd met zijn hartstochten en begeerten.
Homilie voor de 7de paaszondag B zondag 16 mei 2021
Tweede Lezing: 1 Joh 4, 11-16
Dierbaren, als God ons zozeer heeft liefgehad moeten ook wij elkander liefhebben. Nooit heeft iemand God gezien, maar als wij elkaar liefhebben woont God in ons en is zijn liefde in ons volmaakt geworden. Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven zoals Hij verblijft in ons, dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest. En wij, wij hebben gezien en wij getuigen dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden om de heiland van de wereld te zijn. Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is, woont God in hem en woont hij in God. Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft en wij geloven in haar. God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem.
Evangelie: Joh 17, 11b-19
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen ten hemel en bad: 'Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij. Toen Ik bij hen was bewaarde Ik in uw Naam hen die Gij Mij hebt gegeven. Ik heb over hen gewaakt en niemand van hen is verloren gegaan behalve de man des verderfs, want de Schrift moest vervuld worden. Maar nu kom Ik naar U toe en nog in de wereld zeg Ik dit, opdat zij mijn vreugde ten volle in zich zouden bezitten. Ik heb hun uw woord meegedeeld, maar de wereld heeft hen gehaat omdat zij niet van de wereld zijn zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals Ik niet van de wereld ben. Wijd hen U toe in de waarheid. Uw woord is waarheid. Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt zo zend Ik hen in de wereld, en omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in de waarheid aan U toegewijd mogen zijn.'
Homilie voor de zesde paaszondag 9 mei 2021
Reeds vorige zondag mochten we erop wijzen dat de vruchtbare liefde, geuit in concrete daden,
het voornaamste en ultieme kenmerk is van een mens
die in ware innerlijke eenheid en verbondenheid leeft met Christus, en in en door die eenheid en verbondenheid
ook in eenheid en verbondenheid leeft met God.
Dat leven in eenheid en verbondenheid met Christus is voor Johannes ‘het leven’.
Het is Gods verlangen dat we dat leven zouden leiden.
Nu noteert de apostel Johannes dat de liefde eigenlijk de enige weg is naar het kennen van God.
Dit kennen is geen weten en aannemen van filosofisch-theologische waarheden en is ook niet het kennen van God aangeleverd door ‘horen zeggen’.
Dat is het kennen van ideeën, mooie woorden, ontroerende poëzie. Maar het kennen van God, is kennis die ervaring is, bewustwording. Karlfried von Dürckheim drukt het mooi uit:
“Het Wezen is niet zomaar een idee,
iets waaraan men hecht vanuit een bepaalde gelovigheid,
of het product van een vrome verbeelding, maar de inhoud van een ervaring.” Over die ervaring spreekt Job:
42, 5 Alleen van horen zeggen kende ik U, nu heb ik U gezien met eigen ogen.
Het is de liefde die ons God doet ‘zien’, ervaren, kennen.
Homilie voor de vijfde paaszondag 2 mei 2021
Lezing: 1 Joh 3, 18-24
Dierbaren, wij moeten niet liefhebben met woorden en leuzen maar met concrete daden. Dat is onze maatstaf; daardoor krijgen wij de zekerheid dat wij thuishoren bij de waarachtige God. Dan mogen wij ook voor zijn aanschijn ons geweten geruststellen ook als het ons veroordeelt, want God is groter dan ons hart en Hij weet alles. Dierbaren, daar ons geweten ons dus niet hoeft te veroordelen mogen wij vrijmoedig met God omgaan; wij krijgen van Hem alles wat wij vragen omdat wij zijn geboden onderhouden en doen wat Hem aangenaam is. En dit is zijn gebod: van harte geloven in zijn Zoon Christus en elkaar liefhebben zoals Hij ons bevolen heeft. Wie zijn geboden onderhoudt blijft in God en God blijft in hem. En dat Hij in ons woont weten we door de Geest die Hij ons gegeven heeft.
Evangelie: Joh 15, 1-8
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt snijdt Hij af; en elke die wel vrucht draagt zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen. Gij zijt al rein dank zij het woord dat Ik tot u gesproken heb. Blijft in Mij dan blijf Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo gij evenmin als gij niet blijft in Mij. Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets. Als iemand niet in Mij blijft wordt hij weggeworpen als rank en verdort; men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur en ze verbranden. Als gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven vraagt dan wat gij wilt en gij zult het krijgen. Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt dat gij rijke vruchten draagt; zo zult gij mijn leerlingen zijn.'