Homilie vierde zondag B 2021
Vierde zondag B Mc 1,21-28 Deut 18,15-20 1 Kor 7,32-35
Jezus is onze Leraar en onze Genezer. En vandaag, broeders en zuster, heeft Hij zijn eerste werkdag, zijn debuut. Marcus, het oudste verslag dat wij van Jezus’ optreden kennen, situeert dit begin in Kafarnaüm, een stad in Galilea. In het laatste hoofdstuk van Marcus zal aan de vrouwen gezegd worden: “Hij is verrezen. Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea” (Mc 16,6-7). Galilea is de ruimte waar Jezus zijn Kerk sticht en haar uitzendt over de wereld. Galilea is moedergrond van de Kerk. In de voorafgaande perikoop die wij vorige zondag beluisterden, koos Jezus zijn eerste leerlingen uit: Simon, Andreas, Jacobus en Johannes. Vier vissers die Hij midden in hun ambacht, daar bij het meer van Galilea, roept met de belofte van hen ‘vissers van mensen’ te maken, mensen die anderen zouden raken door hun leer en hun optreden. Maar eerst gaat de Meester hen daarin voor, zo hoort het ook.
Homilie 29 ste zondag jaar A
Mat. 22, 15-21
De Farizeeën komen naar Jezus om Hem ‘te vangen in zijn eigen woorden’, Hij, het mensgeworden Woord van God, willen zij in zijn eigen woorden strikken! Zij komen tot Hem met een groep Herodianen. Herodianen zijn een joodse fractie die op goede voet willen staan met de Romeinse bezetter, uit pragmatisme of uit eigenbelang, terwijl de Farizeeën eerder neigen naar burgerlijke ongehoorzaamheid in naam van de Verbondswet en haar bepalingen. Wát Jezus’ antwoord ook mag zijn, Hij zal altijd óf van oproer kunnen beschuldigd worden – een vijand van de keizer – of van het ontbreken van godsdienstige vroomheid, een vijand dus van God. De strik is gezet en de delegatie kiest ervoor om met een compliment het dispuut te openen: “Jezus, wij weten dat Gij altijd waarachtig zijt en de weg van God in waarheid onderricht; u laat zich door niemand beïnvloeden, want u kijkt de mensen niet naar de ogen”, letterlijk, “u kijkt niet naar het aanschijn van de mensen”.
Eenentwintigste zondag A
De vraag die Jezus zijn leerlingen stelt: ‘wie ben ik’, doet me denken aan de tijd waarin ik voor leerlingen van het middelbaar onderwijs, 15 tot 18-jarigen, retraites mocht begeleiden. Eén van hun favoriete groepsactiviteiten bestond erin dat één bepaalde leerling centraal stond en de anderen over die persoon hun mening mochten uitspreken. ‘Wat denken jullie over mij? Hoe zien jullie mij?’ Een nogal gevaarlijk spel om tijdens een retraite van slechts enkele dagen te spelen, want de persoon die het onderwerp is van alle commentaar kan behoorlijk gekwetst worden en de tijd om de wonden achteraf te helen ontbreekt vaak.
Homilie Pasen 2020
Paaszondag Hand. 10, 34-43 Kol. 3, 1-4 Joh. 20, 1-9
De verrijzenis speelt zich af in een tuin. Hoe kan het anders? Alles begon ook in die tuin, die God de Heer die eerste dag had aangelegd voor de mens om in te wonen. Daarin liet God ook allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten, met midden in de tuin de boom van het leven. Zo schildert Genesis ons de oorspronkelijke woonplaats af van de mens. En God schiep de mens als man en vrouw, de een en de ander, rib aan rib met elkaar verbonden.
God de Heer plaatste de mens in zijn aarde-tuin om die te bewerken en te beheren. Maar wat maakte de mens ervan? Een regelrechte ravage, een oorlogsgebied, een permanent slagveld. De goede grond doorploegde hij met bommen en explosieven. Rivieren veranderde hij in stinkende riolen, wouden in troosteloze woestijnen. De lucht blies hij vol stof en dioxines. Traditionele samenlevingen vernietigde hij. Harmonische verbanden verbrak hij. De aarde doordrenkte hij met het bloed van zijn broeders en zusters. Vanuit de diepe angst in zijn hart, gaf de mens de paradijstuin prijs aan verloedering.
Homilie 23 zondag jaar C 2019
Wijsh. 9,13-18b Fil. 9b-10.12-17 Lc 14,25-33
Weet wat je doet. Niet verder springen dan je stok lang is. Dat zijn nuchtere wijsheden, die goed aansluiten bij wat we vandaag van Jezus te horen krijgen. De Heer gebruikt voorbeelden uit de dagelijks leven die we maar al te goed verstaan. Als je een huis wil bouwen of verbouwingen wil uitvoeren, ga je berekenen of je dat wel aankunt, financieel, sociaal, als gezin of gemeenschap. We vinden dat normaal en we kennen allemaal voorbeelden van waar het is misgelopen, waar de bouw halverwege werd stopgezet, soms ook door oorzaken van buitenaf waar je geen schuld aan hebt. En in een tijd als de onze, met dreigende wereldwijde recessie, is dat beslist actueel. We kennen voorbeelden van grootschalige projecten die te maken krijgen met gigantische budgetoverschrijdingen, wegens verkeerde inschattingen. En dan zijn we er heel vlug bij om een beschuldigende vinger uit te steken.
Homilie Maria ten Hemel opneming 2019
Maria is de nieuwe Eva. De parallellie tussen Eva en Maria is door de allereerste kerkvaders, Tertullianus, Origenes en Ireneüs van Lyon met verve ontwikkeld. Hierbij moet men Eva niet als een historische maar als een corporatieve figuur opvatten, terwijl Maria zowel een historische als een corporatieve figuur is: ze is immers beeld en typos van de Kerk. De sterfelijkheid van Eva – een gevolg van de zondeval – wordt door Maria ingeruild voor onsterfelijkheid, door haar hechte en onverbreekbare band met Christus, de tweede Adam, die door zijn opstanding uit de dood de sterfelijkheid van de eerste Adam met onsterfelijkheid omkleedde. Daarom kende het lichaam van Maria kende geen bederf, maar werd het, zoals dat van Christus, in het paradijs opgenomen. Het feest van de Tenhemelopneming van Maria, dat wij vandaag vieren, vindt in deze gedachtegang zijn theologisch fundament.