Homilie Paaszondag
Hand. 10, 34-43 Kol. 3, 1-4 Joh. 20, 1-9
De verrijzenis speelt zich af in een tuin. Hoe kan het anders? Alles begon ook in die tuin, die God de Heer die eerste dag had aangelegd voor de mens om in te wonen. Daarin liet God ook allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten, met midden in de tuin de boom van het leven. Zo schildert Genesis ons de oorspronkelijke habitat af van de mens. En God schiep de mens als man en vrouw, de een en de ander, twee ribmensen, in harmonie met elkaar verbonden.
Homilie voor de 2' zondag door het jaar C
Jes. 62, 1-5; 1 kor. 12, 4-11; Joh. 2, 1-12
De bruiloft van Kana, broeders en zusters, zet het verbond van God met zijn volk in scène. In Kana begint, zoals Jesaja het plechtig uitdrukt, ‘de zon der gerechtigheid te stralen en gaan de volken Gods glorie aanschouwen. De schepping heet niet langer ‘Verlatene’, het land niet langer ‘Woestijn’. Nee, heel de mensheid krijgt te Kana in Galilea de naam ‘Gehuwde’ en rijkelijk vloeit er de wijn van Gods bruiloft met de aarde. Zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid, zo blij is God is met zijn schepping!
Hoewel Jezus met zijn leerlingen bij die bruiloft maar zijdelings aanwezig is, valt de focus toch helemaal op Hem. Het bruiloftspaar wordt niet eens bij name genoemd. Jezus zélf is de eigenlijke Bruidegom. En zijn bruid is de Kerk die Hij bezig is zich te vormen, waarvan zijn moeder en zijn leerlingen de spil vormen, en die Hij wil laven met de wijn van zijn eigen bloed aan het kruis. Dát zal zijn uur worden dat thans, in Kana, nog niet is aangebroken, het grote uur van zijn volle openbaring en verheerlijking aan de rechterhand van de Vader. Hier, op de drempel van zijn openbaar leven, begint Jezus zijn opgang naar dat uur. En Hij doet dat heel symbolisch met een bruiloft te Kana in Galilea.
Opvallend op die bruiloft is, dat niet in de eerste plaats Jezus maar zijn moeder er de genodigde is. Het is via haar dat ook Jezus met zijn groepje leerlingen mee aan tafel aanschuift. Jezus verschijnt dus niet op het toneel van zijn openbaar leven langs de grote poort en met veel bombast, maar via een zeer bescheiden zijdeurtje, via zijn moeder, en dit naar aanleiding van een bruiloft, het feest bij uitstek van de menselijke liefde.
Homilie voor de 3 de zondag van de Advent
Derde zondag van de Advent C-jaar
Sef 3, 14-18a Fil 4, 4-7 Lc 3, 10-18
‘Wat moeten wij doen?’ klinkt het vandaag tot driemaal toe in het evangelie. Wie of wat kan ons redden? Wanneer wij ons zo’n vraag stellen zitten wij met een probleem. We zijn ergens vastgelopen. We zitten klem in een bepaald denken, in een stereotiep gedrag, in een mist die niet wil optrekken, in een kluwen dat onontwarbaar lijkt. We gaan misschien te rade bij een goede vriend, bij een psycholoog, een deskundige of gewoon een wijs mens, en we verwachten een oplossing, of minstens een hint die ons op dreef helpt, en die in de lijn ligt van onze eigen intuïtie. Want de oplossing van het probleem is eigenlijk al diep in ons hart gegrift, maar we hebben een zetje nodig, een stimulans om in beweging te komen.
Homilie voor de 32 ste zondag door het jaar
Mc. 12, 38-44 (8.11.2015)
Velen onder u, lieve mensen, weten ongetwijfeld dat de eerste lezing van de zondagse Eucharistie gekozen wordt in functie van de derde, het Evangelie. De bedoeling is om op die manier dat Evangelie te belichten vanuit zijn oudtestamentische achtergrond. Ook op deze ‘zondag van de arme weduwe’ is dit het geval: de eerste lezing brengt ons het verhaal van de profeet Elia die door een arme weduwe te Sarefat een maaltijd krijgt aangeboden waar ze haar laatste bezit in investeert. Dit in verband plaatsen van twee of meer teksten is een joodse methode van Schriftuitleg, midrasj genaamd.
Homilies voor de 13de zondag door het jaar
Alles wat wij zien is vergankelijk, onvolmaakt en gedoemd om te sterven, broeders en zusters, en toch houden de heilige vaders van ons geloof, de kerkvaders van Oost en West, niet op de volkomenheid van de natuur, Gods schepping, te benadrukken. Zij doen dit overeenkomstig de Heilige Schrift waarin, zoals vandaag in de eerste lezing gezegd wordt dat God niet de dood heeft gemaakt maar alles heeft geschapen om te leven, om gezond te zijn en de afspiegeling te zijn van zijn eigen Wezen. Oorspronkelijk, d.w.z. naar Gods bedoeling, was de schepping goed en volkomen, paradijselijk schoon en vol harmonie. God zag dat het goed was, lezen we als keervers in het scheppingsverhaal.
Homilie voor het feest van het Heilig Hart van Jezus
GEEN VERLOSSING ZONDER LICHAAM
12 juni 2015
In de Heilige Schrift worden bijna alle gemoedstoestanden met lichaamstaal weergegeven. Het lichaam is pertinent aanwezig in het grote epos van schepping en verlossing. Zo wordt ‘woede’ in het Hebreeuws met ‘kortheid van adem’ vertaald. En over ‘geduld’ spreekt de bijbel als over ‘vergrote neusgaten’. Ook lever, nieren en ingewand, de tong, het voorhoofd en de ogen, de handen en voeten, geven in bijbels spraakgebruik aanleiding om psychische toestanden fysiek uit te drukken. Geen orgaan kreeg echter zoveel registers mee om menselijke gezindheden uit te drukken als het hart.