Homilie voor de 24ste zondag door het jaar B
13 september 2015
In de zondagsvieringen van dit liturgisch jaar, het zgn. B-jaar,
lezen we meestal uit het Marcusevangelie.
Dat is het oudste evangelie, geschreven rond het jaar 65, waarschijnlijk in Rome.
Er is een theorie die zegt dat het geschreven is
om zonder onderbreking voorgelezen te worden.
Het bevat tenslotte maar 622 verzen en een vlotte lezer doet daar 40 minuten over.
Het zou kunnen geschreven zijn voor de kerk van Rome
om tijdens de paasnacht dus in zijn geheel voorgelezen te worden.
In de paasnacht werden de nieuwe christenen, de catechumenen, gedoopt, gezalfd
en mochten ze voor het eerst deelnemen aan de eucharistie.
Voor hun doopsel, vormsel en eerste communie kregen ze nog eens een grote catechesebeurt.
Het verhaal van Jezus dat de evangelist Marcus schreef is die catechesebeurt.
Vandaag beluisteren we het centrale stuk ervan, misschien wel het belangrijkste.
Als we het straks beluisteren
stellen we ons best in de plaats van de nieuwe christen die gedoopt gaat worden.
We krijgen een duidelijk antwoord op de vragen:
wie is die Jezus in wie we geloven en navolgen en
wat is dat, in Jezus geloven en Hem navolgen,
wat wordt er van ons verwacht?
Homilie voor de 17 zondag door het jaar B
26 juli 2015
Homilie voor de 17de zondag door het jaar B
In dit liturgisch jaar lezen we op zondag het Marcus-evangelie.
Nu gaan we dat evangelie vijf zondagen op een rij verlaten.
In die periode gaan we het zesde hoofdstuk van het Johannes-evangelie lezen.
Het begint met het verhaal van de broodvermenigvuldiging.
Dat horen we vandaag.
Dan volgt op de vier volgende zondagen de zgn. broodrede van Jezus.
Daarin maakt Jezus duidelijk waar het eigenlijk op aankomt in het geloofsleven.
Maar Hij krijgt daardoor veel protest, gemor en onbegrip.
Homilie voor de 16 zondag door het jaar B
19 juli 2015
Homilie voor de 16de zondag door het jaar B
Het evangeliefragment van deze zondag
is de inleiding op het verhaal van de broodvermenigvuldiging in het Marcus-evangelie.
We lezen dat Jezus medelijden heeft met de menigte mensen
en dat Hij hen uit medelijden uitvoerig onderricht.
Want de mensen hebben nood zingevende, hoopgevende, richtinggevende woorden;
woorden die Petrus ‘woorden van eeuwig leven’ noemt.
In het boek Deuteronomium lezen we ook
dat de mens niet van brood alleen leeft,
maar van ieder woord dat komt uit de mond van God.
Homilie voor de 15 zondag door het jaar B
12 juli 2015
Homilie voor de 15de zondag door het jaar B
Als Jezus zijn leerlingen uitzendt om deel te nemen aan zijn zendingswerk,
dan drukt hij hen op het hart
dat ze niet al te veel voorzorgen moeten nemen om voor zichzelf te zorgen
en dan waarschuwt hij hen dat ze op veel plaatsen niet zullen ontvangen worden
dat veel mensen niet naar hen zullen luisteren,
dat veel mensen hun boodschap niet zullen aanvaarden.
Ook de profeet Amos krijgt te horen dat hij met het woord van God niet welkom is.
Het is nu natuurlijk niet zo dat,
als mensen het met je oneens zijn, jouw mening niet aanvaarden,
geen rekening willen houden met wat je zegt,
je het toch bij het rechte eind hebt en je – zoals Amos - Gods gelijk aan je kant hebt.
Homilie voor de 11de zondag door het jaar
Homilie voor de 11de zondag door het jaar B
14 juni 2015
De “parabels van het zaad” in Marcus 4 zijn parabels tegen moedeloosheid en ongeduld.
De groeikracht waarover Jezus het heeft in die parabels
is de kracht is van verandering, de kracht van de transformatie.
Het evangelie staat werkelijk vol met verhalen van verandering:
mensen ontmoeten Jezus en de kracht van het geloof doet veranderen, genezen.
Denken we maar aan het verhaal van de bekering (genezing) van Zacheüs
en de vele genezingsverhalen.
Daar geschiedt de verandering in een opvallend en eenmalig gebeuren.
Maar ook de parabels van de groeikracht van het zaad zijn wonderverhalen.
Ook daar geschiedt een wonder, verandert er iets:
iets kleins wordt iets groots, iets weinig wordt veel.
Homilie voor het feest van Sacramentsdag
Homilie voor het feest van Sacramentsdag
Het feest en de vroomheid er rond dateren van de Middeleeuwen
en leggen de nadruk op de verering van het geconsacreerde hostiebrood,
eigenlijk van de aanwezigheid van de verrezen Heer in het geconsacreerde hostiebrood.
In de zoektocht naar een authentieke geloofsbeleving,
waarbij we ons moeten durven ontdoen van een aantal opvattingen en vroomheden,
wil ik – zonder enige pretentie maar wel met grote bekommernis –
straks enkele gedachten bij het feest formuleren.
Ik ontken natuurlijk de reële tegenwoordigheid van de verrezen Heer niet.
Door de gave van de Geest is Hij als de levende in ons midden aanwezig,
zeker al waar twee of drie verenigd zijn in zijn Naam.
Wij allen vormen het lichaam van de verrezen Heer, zijn aanwezigheid in de wereld.
Wij zijn gezonden om zijn werk in deze wereld verder te zetten.
Door de gave van de Geest is de verrezen Heer ook in ieder van ons aanwezig.
Ieder van ons moet sacrament zijn van Christus’ aanwezigheid.
Dat zijn we als we in eenheid met Christus leven.